ECLI:NL:RBDHA:2023:8619
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- D. Bruinse - Pot
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvragen machtiging tot voorlopig verblijf voor Afghaanse eisers op basis van familie- en gezinsleven
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2023 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de aanvragen om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door vier Afghaanse eisers. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 18 mei 2022 de aanvragen afgewezen, en het bezwaar daartegen was op 14 december 2022 ongegrond verklaard. De eisers, die van Afghaanse nationaliteit zijn, stelden dat zij in gevaar verkeerden na de machtsovername door de Taliban en dat zij afhankelijk waren van hun referente, die in Nederland verblijft. De rechtbank heeft de zaak op 27 maart 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de eisers en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank overwoog dat er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen de eisers en hun referente, zoals vereist voor het aannemen van familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris in redelijkheid had kunnen besluiten dat de belangen van de Nederlandse overheid zwaarder wogen dan de persoonlijke belangen van de eisers. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een belangenafweging in zaken die betrekking hebben op familie- en gezinsleven, en dat de omstandigheden in Afghanistan niet automatisch leiden tot een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie.