ECLI:NL:RBDHA:2023:8619

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
NL23.785
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D. Bruinse - Pot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvragen machtiging tot voorlopig verblijf voor Afghaanse eisers op basis van familie- en gezinsleven

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2023 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de aanvragen om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door vier Afghaanse eisers. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 18 mei 2022 de aanvragen afgewezen, en het bezwaar daartegen was op 14 december 2022 ongegrond verklaard. De eisers, die van Afghaanse nationaliteit zijn, stelden dat zij in gevaar verkeerden na de machtsovername door de Taliban en dat zij afhankelijk waren van hun referente, die in Nederland verblijft. De rechtbank heeft de zaak op 27 maart 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de eisers en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank overwoog dat er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen de eisers en hun referente, zoals vereist voor het aannemen van familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris in redelijkheid had kunnen besluiten dat de belangen van de Nederlandse overheid zwaarder wogen dan de persoonlijke belangen van de eisers. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een belangenafweging in zaken die betrekking hebben op familie- en gezinsleven, en dat de omstandigheden in Afghanistan niet automatisch leiden tot een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.785

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer: [nummer] , eiseres

[naam], v-nummer: [nummer] , eiser 1
[naam], v-nummer: [nummer] , eiser 2
[naam], v-nummer: [nummer] , eiser 3
hierna: eisers
(gemachtigde: mr. G.J. van der Graaf),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. J. Kaikai).

Inleiding

1. In het besluit van 18 mei 2022 heeft de staatssecretaris de aanvragen om afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) aan eisers afgewezen. In het bestreden besluit van 14 december 2022 heeft de staatssecretaris het bezwaar tegen de afwijzing van de ten behoeve van eisers ingediende mvv-aanvragen ongegrond verklaard.
1.1.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2023 op zitting behandeld. De gemachtigde van eisers is verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eisers stellen van Afghaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum] 1974, [geboortedatum] 1997, [geboortedatum] 2000 en [geboortedatum] 2001. Referente ( [naam] ) heeft op 16 februari 2022 aanvragen ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf ten behoeve van eiseres (haar moeder) en eisers (haar broers), met als verblijfsdoel ‘verblijf bij referente’. Referente is sinds 1 oktober 2013 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning voor verblijf bij haar echtgenoot.
3. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat niet is gebleken dat tussen referente en eisers sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Daarmee is geen sprake van familie- en gezinsleven tussen referente en eisers in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De staatssecretaris heeft ook een belangenafweging gemaakt. Die valt in het nadeel van eisers uit. Daarom rust op de Nederlandse staat geen verplichting om aan eisers verblijf in Nederland toe te staan.
4. Eisers stellen dat de staatssecretaris ten onrechte geen familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM aanneemt tussen hen en referente en dat een onjuiste belangenafweging is gemaakt. Zij voeren daartoe aan dat het ten aanzien van het familieleven niet zo relevant is dat referente al ruim acht jaar niet met eisers heeft samengewoond en dat eisers altijd in Afghanistan hebben gewoond. Eisers zijn namelijk sinds de machtsovername door de Taliban in Afghanistan en de moord op echtgenoot/ vader in gevaar en ondergedoken. Alleen referente en haar echtgenoot kunnen eisers helpen om Afghanistan veilig te verlaten. Eisers voeren ten aanzien van de belangafweging nog aan dat het niet mogelijk is om elders invulling te geven aan het familieleven. Hiervoor hebben eisers als onderbouwing het reisadvies voor Afghanistan van de minister van Buitenlandse Zaken overgelegd, waaruit volgt dat de kleurcode rood is en dus wordt afgeraden naar Afghanistan te reizen. De staatssecretaris heeft ook in de belangenafweging onvoldoende meegewogen hoe zwaarwegend hun belang is bij het verkrijgen van duurzame bescherming.
4.1.
De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak [1] sprake is van familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen ouders en hun meerderjarige kinderen als er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (more than the normal emotional ties). Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een de normale emotionele banden overstijgende afhankelijkheid tussen volwassen familieleden is een aantal factoren van belang. Deze factoren betreffen de eventuele samenwoning, de mate van emotionele afhankelijkheid, de mate van financiële afhankelijkheid, praktische afhankelijkheid, de gezondheid van de betrokkenen en de banden met het land van herkomst. Ook mag gewicht worden toegekend aan de vraag of de door het afhankelijke familielid benodigde zorg exclusief door de referente kan worden gegeven of dat ook andere familieleden of derden die zorg kunnen verschaffen. Geen van deze factoren zijn op zichzelf, of in combinatie, per definitie voldoende om een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie aan te nemen. Daarbij zullen steeds alle omstandigheden van het geval moeten worden meegewogen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in een recente uitspraak bepaald dat – anders dan voorheen – in alle gevallen waarin wordt beoordeeld of er sprake is van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, ook een belangenafweging moet worden verricht. [2]
4.2.
De staatssecretaris heeft zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eisers en referente. De situatie in Afghanistan is een lastige situatie, maar dit betekent niet dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Referente woont al sinds 2013 niet meer samen met eisers en heeft een eigen gezin en kinderen in Nederland. Eisers hebben al die tijd in Afghanistan gewoond en zijn daar geworteld. Niet is gebleken dat eisers enige zorg nodig hebben dan wel dat alleen referente deze zorg, als die al nodig is, zou kunnen verlenen. Het dagelijks contact tussen referente en eisers en het af en toe overmaken van geldbedragen is niet meer dan normaal tussen familieleden. De gebruikelijke band wordt daarmee niet overstegen. Het is begrijpelijk dat referente eisers wil steunen omdat zij in een moeilijke situatie verkeren, maar dat betekent niet dat eisers om die reden meer dan gebruikelijk afhankelijk zijn van referente. Verder hebben eisers geen andere omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat sprake zou zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie.
4.3.
De staatssecretaris stelt zich verder naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt dat het algemeen belang van de Nederlandse overheid zwaarder weegt dat het persoonlijke belang van eisers en referente. Dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie en daarmee niet van familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM, weegt zwaar mee in het nadeel van eisers. Ook weegt mee dat eisers zich tot nu toe altijd staande hebben kunnen houden in Afghanistan zonder de aanwezigheid van referente en echtgenoot en dat referente sinds 2013 niet meer heeft samengewoond met eisers. Ook is de moeilijke situatie in Afghanistan betrokken bij de belangenafweging. Dat eisers hun huis hebben moeten verlaten, dat de leefomstandigheden zijn verslechterd door de opkomst van de Taliban en dat een familielid is vermoord is een ernstige situatie. Echter, deze omstandigheid is onvoldoende om de belangenafweging in hun voordeel te laten uitvallen. Niet is onderbouwd dat eisers tot op heden niet in staat zijn gebleken om Afghanistan te verlaten en ze hebben overigens voldoende tijd gehad om te vluchten. In beroep hebben eisers een negatief reisadvies voor Afghanistan overgelegd. Dat er een negatief reisadvies geldt voor Afghanistan heeft de staatssecretaris niet tot een ander inzicht hoeven leiden. Reisadviezen worden namelijk opgesteld in het kader van consulaire hulpverlening en advies aan toeristen. De doelgroep van een dergelijk reisadvies is dus alleen de Nederlandse reiziger en zo’n reisadvies is niet zonder meer van toepassing op mensen uit Afghanistan. Niet is gebleken dat de veiligheidssituatie in Afghanistan zo slecht is dat dit een objectieve belemmering zou zijn.
4.4.
Eisers hebben verder nog aangevoerd dat het feit dat referente de Pakistaanse nationaliteit heeft gehad, onvoldoende is om aan te nemen dat het hele gezin zich in Pakistan kan vestigen. Ter zitting heeft de staatssecretaris hierover gesteld dat de staatssecretaris het punt in het bestreden besluit wat betreft dat referente in Pakistan is geboren en ook daar het familie- en gezinsleven uitgeoefend kan worden, laat vallen. Dit betreft geen dragende motivering en er blijft dan ook een deugdelijke motivering over. De rechtbank kan dit volgen. Eisers hebben verder niet aangevoerd dat zij zich niet in andere landen kunnen vestigen dan wel dat zij elkaar aldaar niet zouden kunnen ontmoeten.
4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris de door eisers aangevoerde omstandigheden gelet op het voorgaande voldoende in onderling verband en samenhang bezien. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse - Pot, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. Voors, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 17 februari 2009 in de zaak [naam] tegen het Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2009:0217JUD002731907 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:758.
2.ABRvS 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2006.