ECLI:NL:RBDHA:2023:8627

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
SGR 22/3019
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering gehandicaptenparkeerkaart en proceskostenveroordeling wegens kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht

In deze zaak heeft eiser, een inwoner van Den Haag, een aanvraag ingediend voor een gehandicaptenparkeerkaart (GPK) op 14 maart 2021. De rechtbank had eerder in een uitspraak van 8 oktober 2021 (SGR 21/4475) geoordeeld dat het college van burgemeester en wethouders van Den Haag binnen zes weken een besluit op de aanvraag moest nemen. Het college heeft echter de aanvraag op 18 november 2021 afgewezen, omdat er geen medisch advies was waaruit bleek dat eiser aan de voorwaarden voor de GPK voldeed. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar, maar de rechtbank verklaarde dit beroep niet-ontvankelijk omdat eiser geen ingebrekestelling had verstuurd. De rechtbank oordeelde dat het college de aanvraag terecht had afgewezen, omdat eiser niet had voldaan aan de vereisten voor de GPK en het medisch advies niet had verstrekt. Eiser heeft herhaaldelijk geprobeerd om de procedure te frustreren door het indienen van meerdere aanvragen en het gebruik van beledigende taal in zijn communicatie met de gemeente. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht door eiser, wat leidde tot een proceskostenveroordeling in het voordeel van het college. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. Eiser werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten van het college, vastgesteld op € 1.674,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/3019

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: voorheen [naam] , thans zonder gemachtigde),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college

(gemachtigde: mr. H.A.E. van Soest)

Procesverloop

Op 14 maart 2021 heeft eiser bij het college een aanvraag om een gehandicaptenparkeerkaart en gehandicaptenparkeerfaciliteiten (hierna aangeduid als GPK) ten behoeve van hemzelf als bestuurder en passagier (de aanvraag) ingediend.
In de uitspraak van 8 oktober 2021 (SGR 21/4475), zoals gerectificeerd op 8 november 2021, heeft de rechtbank het beroep inzake het niet tijdig beslissen op eisers aanvraag gegrond verklaard en het college opgedragen binnen zes weken alsnog een besluit op de aanvraag te nemen.
In het besluit van 18 november 2021 (primair besluit) heeft het college de aanvraag van eiser afgewezen.
Op 12 mei 2022 heeft eiser beroep ingesteld omdat het college niet op tijd op zijn bezwaar tegen het primaire besluit heeft beslist.
In het besluit van 19 juli 2022 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en aan eiser een dwangsom van € 1.442,- toegekend.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 december 2022 op zitting behandeld. Op deze zitting heeft de rechtbank ook de beroepen van eiser met zaaknummers SGR 21/5153, SGR 21/5154, SGR 21/5155, SGR 22/1565 en SGR 22/4949 behandeld. Eiser heeft via een telefonische verbinding (Teams) aan de zitting deelgenomen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en de uitspraak bepaald op 19 januari 2023.
Op 10 januari 2023 heeft eiser de rechter gewraakt met een wrakingsverzoek dat is gedateerd op 25 december 2022 (het eerste wrakingsverzoek).
Op 6 februari 2023 heeft [naam] mede namens eiser per e-mail de rechtbank verzocht om al zijn zaken, waaronder ook de voorliggende zaak van eiser, naar een andere rechtbank te sturen en deze zaken door die rechtbank te laten behandelen. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen.
In de tussenbeschikking van 7 februari 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van deze rechtbank bepaald dat het eerste wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer mondeling zal worden behandeld.
Op 13 februari 2023 heeft [naam] per e-mail de rechter gewraakt in ruim 50 verschillende hoofdzaken die aanhangig zijn bij de rechtbank, waaronder in zaken van eiser. Onder deze zaken is ook de thans voorliggende procedure (het tweede wrakingsverzoek).
Op 20 februari 2023 is het eerste wrakingsverzoek op zitting behandeld.
Bij beslissing van 28 februari 2023 heeft de wrakingskamer eiser in het eerste wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek en bepaald dat de hier voorliggende hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.
Op 6 maart 2023 heeft eiser in het tweede wrakingsverzoek een aanvullend wrakingsverzoek ingediend.
Bij beslissing van 22 maart 2023 heeft de wrakingskamer het tweede wrakingsverzoek (d.w.z. het verzoek van 13 februari 2023 en het aanvullende wrakingsverzoek van 6 maart 2023) niet-ontvankelijk verklaard wegens misbruik en bepaald dat een volgend wrakingsverzoek in alle zaken waarin nog geen einduitspraak is gedaan, niet meer in behandeling zal worden genomen. Tevens heeft de wrakingskamer bepaald dat de behandeling van – onder meer – de voorliggende zaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.
Op 11 april 2023 heeft eiser verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Op 15 mei 2023 heeft het college op dit verzoek gereageerd.
Vervolgens heeft de rechtbank de uitspraak nader bepaald op heden.
Bij brief van 6 juni 2023 heeft de rechtbank eiser abusievelijk in het beroep met zaaknummer SGR 22/4949 opgeroepen om op de zitting van 6 juli 2023 te verschijnen. Bij brief van 9 juni 2023 heeft de rechtbank deze vergissing hersteld.
Eiser heeft op 12 juni 2023 om 17.00 uur de rechter in de hier voorliggende en enkele andere zaken wederom gewraakt, met de tekst: “Hierbij wraak ik de rechter in deze zaken. In een uitnodiging stuurt hij een hoorzitting voor 6 juli 2023 en in een andere brief wordt er vermeld van een uitspraak in die zaak dat 14 juni jl. volgt . Hierbij kan ik niets anders opmerken dan dat er spraken is van vooringenomen standpunt vooraf überhaupt een hoorzitting heeft plaats gevonden.”
Bij brief van 13 juni 2023 heeft de griffier eiser namens de behandelend rechter als volgt bericht naar aanleiding van het (derde) wrakingsverzoek: “In aanmerking genomen de aangevoerde gronden, passeert de rechtbank het wrakingsverzoek gelet op de beslissing van de wrakingskamer van 22 maart 2023, met nummer C/09/643230 /KG RK 23-267 waarin is bepaald dat een volgend wrakingsverzoek in onder meer deze zaken niet in behandeling zal worden genomen. De uitspraak wordt derhalve op 14 juni 2023 in het openbaar gedaan.”

Overwegingen

Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit
1. Eiser had ten tijde van het instellen van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar tegen het primaire besluit nog geen ingebrekestelling verstuurd. Eiser heeft een dergelijke ingebrekestelling ook niet overgelegd en uit het bestreden besluit blijkt dat eiser het college niet eerder dan op 20 mei 2022 in gebreke heeft gesteld. Als de betrokkene geen ingebrekestelling stuurt, is het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit prematuur en daarom niet-ontvankelijk. Dit volgt uit artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder b, van de Awb. Dit betekent dat de rechtbank het beroep dan niet inhoudelijk kan beoordelen. Een ingebrekestelling is alleen dan niet nodig als redelijkerwijs niet van de belanghebbende kan worden gevergd dat hij het bestuursorgaan in gebreke stelt. Dit volgt uit artikel 6:12, derde lid, van de Awb. Van een dergelijke situatie is in dit geval geen sprake. Het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit is prematuur. De rechtbank zal dit beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit daarom niet-ontvankelijk verklaren, waarbij de rechtbank nog opmerkt dat eiser overigens ook geen belang meer heeft bij dit beroep nu het college met het bestreden besluit op het bezwaar van eiser heeft beslist en een besluit over de dwangsom heeft genomen. Dit beroep van eiser is ook om die reden niet-ontvankelijk.
2. Wat betreft eisers betoog dat het college thans een verhoogde dwangsom is verschuldigd, stelt de rechtbank vast dat het college eiser in het bestreden besluit de maximale dwangsom heeft toegekend die volgt uit artikel 4:17 van de Awb. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om een hogere dwangsom toe te kennen. Voor zover eiser met zijn betoog doelt op de dwangsom die volgt uit de uitspraak van de rechtbank van 8 oktober 2021 (SGR 21/4475), valt dit buiten de omvang van dit geding. De rechtbank doet daar dus geen uitspraak over.
3. Nu het college met het bestreden besluit niet aan het bezwaar van eiser is tegemoetgekomen, wordt het beroep gelet op het bepaalde in artikel 6:20, derde lid, van de Awb tegen het niet tijdig beslissen daarom per 19 juli 2022 geacht mede gericht te zijn tegen het bestreden besluit. De rechtbank zal dat hierna beoordelen.
De werkwijze van eiser
4.1
De rechtbank is er uit het gepubliceerde vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 10 oktober 2022 [1] , waarop het college ook in de nu voorliggende procedure een beroep heeft gedaan, mee bekend dat eiser deel uitmaakt van een groep rond [naam] , die allen met de gemeente Den Haag en medisch adviseurs van die gemeente, waaronder de GGD en Argonaut, communiceren op een wijze die zowel voor wat betreft de frequentie als de inhoud als onrechtmatig is aan te merken. Uit het vonnis van de voorzieningenrechter blijkt verder dat eiser als inwoner van de gemeente Den Haag de mogelijkheid heeft om gebruik te maken van voorzieningen op basis van onder meer de Participatiewet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en gemeentelijke verordeningen. Eiser heeft in de afgelopen jaren, in meer of mindere mate, een beroep op diverse voorzieningen gedaan. Eiser dient veelvuldig klachten in bij de gemeente en bij instanties die in opdracht van de gemeente handelen en hij voert bezwaar- en beroepsprocedures. In het kader van dit alles wordt ook veelvuldig telefonisch en per e-mail contact gezocht door eiser. E-mails worden aan verschillende geadresseerden verzonden en zijn afkomstig van verschillende e-mailadressen. Aanvragen en klachten worden ook herhaald ingediend. Tevens worden ingebrekestellingen ingediend en wordt aanspraak gemaakt op dwangsommen op basis van artikel 4:17 van de Awb. In de contacten – zowel telefonisch als schriftelijk – gebruikt eiser geregeld beledigende/dreigende/onheuse taal, waarbij (ook) individuele medewerkers van de gemeente en haar medisch adviseurs persoonlijk worden aangesproken.
4.2
Blijkens het - omvangrijke - dossier is ook in deze zaak van dit alles sprake.
4.3
De rechtbank is nagegaan of van genoemd vonnis hoger beroep is ingesteld. Daarvan blijkt ten tijde van deze uitspraak geen sprake te zijn. Juridisch betekent dit dat eiser zich bij dit vonnis heeft neergelegd. In deze beroepszaak staat dus vast dat eiser zich tegenover het college, de GGD en Argonaut onrechtmatig heeft gedragen.
Waar gaat deze zaak inhoudelijk over?
5.1
Op 14 maart 2021 heeft eiser een GPK ten behoeve van hemzelf als bestuurder en passagier aangevraagd. Nadat de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig beslissen in haar uitspraak van 8 oktober 2021 (SGR 21/4475), zoals gerectificeerd op 8 november 2021, gegrond had verklaard en het college had opgedragen binnen zes weken alsnog een besluit op de aanvraag te nemen, heeft het college de aanvraag in het primaire besluit afgewezen omdat er geen medisch advies van de GGD is waaruit blijkt dat eiser aan de voorwaarden voor gehandicaptenparkeerfaciliteiten voldoet.
5.2.
Tijdens de bezwaarprocedure tegen het primaire besluit heeft het college Argonaut gevraagd om een medisch advies. Ten behoeve van dit advies heeft op 22 februari 2022 een keuring plaatsgevonden. Vervolgens heeft Argonaut op 11 april 2022 aan het college bericht dat eiser geen toestemming heeft verleend om het advies naar het college te sturen. Omdat het college zonder dit advies niet kan vaststellen of eiser aan de voorwaarden voor gehandicaptenparkeerfaciliteiten voldoet, heeft het college het primaire besluit in het bestreden besluit gehandhaafd.
Het standpunt van eiser
6. Eiser stelt zich, kort samengevat en voor zover voor deze zaak relevant, op het standpunt dat hij het rapport van Argonaut niet eerder dan op 6 april 2022 heeft ontvangen. Eiser zou vervolgens twee weken de tijd moeten hebben om op het rapport te reageren, maar Argonaut heeft het rapport op 11 april 2022 al geblokkeerd. Het rapport is wegens onmacht geblokkeerd en het college moet eiser opnieuw laten keuren.
Misbruik van procesrecht
7.1
Het college stelt zich op het standpunt dat eiser misbruik van procesrecht maakt. Kort gezegd betoogt het college daartoe dat eiser herhaalde aanvragen indient voor voorzieningen zoals een in deze procedure in geding zijnde gehandicaptenparkeerkaart, maar vervolgens met zijn gedrag en houding de daarvoor noodzakelijke medische keuring frustreert. Daardoor kan de procedure zoals die is geregeld niet op een normale manier worden doorlopen. Op het moment dat eiser een uitnodiging voor een keuring ontvangt, probeert eiser te achterhalen wie de keurende instantie en arts zijn. Deze bestookt hij vervolgens per e-mail en telefoon. Hij dreigt daarbij met (tuchtrechtelijke) klachten, aangiften en dwangsommen en de deskundigheid van de arts wordt in twijfel getrokken. Hierdoor vertraagt hij de besluitvorming van het college, om vervolgens het college in gebreke te stellen en dwangsommen op te eisen. Volgens het college is het eiser dan ook te doen om geldelijk gewin.
7.2
Voor het niet-ontvankelijk verklaren van een beroep als het onderhavige wegens misbruik van recht zijn zwaarwichtige gronden vereist, aangezien met de niet-ontvankelijkverklaring de betrokkene in feite het recht op toegang tot de rechter wordt ontzegd. Dit geldt temeer wanneer het gaat om een door de burger tegen de overheid aangewend rechtsmiddel, gelet op de - soms zeer verstrekkende - bevoegdheden waarover de overheid beschikt. Alleen als over de zwaarwichtige gronden geen enkele twijfel bestaat, volgt niet-ontvankelijkverklaring. Zwaarwichtige gronden zijn in een geval als dit onder meer aanwezig indien rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe zij gegeven zijn, dat het aanwenden van die rechten of bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw.
7.3
De rechtbank is van oordeel dat van misbruik van procesrecht door eiser in dit geval niet kan worden gesproken. Daarvoor is redengevend dat de rechtbank nog niet eerder een inhoudelijke beslissing heeft genomen over deze en andere aanvragen van eiser.
Het inhoudelijke beroep tegen het bestreden besluit
8.1
Zoals hiervoor al overwogen, gaat het in deze zaak inhoudelijk om een aanvraag van eiser voor een GPK voor zichzelf als bestuurder en als passagier. Vast staat dat het medisch advies dat Argonaut heeft opgesteld niet aan het college ter beschikking is gesteld, zodat het college niet heeft kunnen vaststellen of eiser gehandicapt is en in aanmerking komt voor de aangevraagde gehandicaptenparkeerkaart. Dat is de reden dat de aanvraag is afgewezen.
8.2
Eiser hamert er in de stukken op - de rechtbank komt hierna nog terug op eisers proceshouding - dat het college degene is die een keuring moet laten doen. Eiser meent, zo blijkt uit de stukken, dat de rechtbank nu in beroep daarom het college moet opdragen om een keuring te laten doen. In eisers woorden, en de rechtbank citeert:
“Ik wil ook aangeven dat ik het niet snap waarom de ggd nog steeds niet wilt keuren, ik heb haar herhaaldelijk gevraagd wel te keuren en als zij niet wenst dat iemand erbij is dan zorg ik daarvoor, ook hierop reageerde de ggd niet (dit verzoek is ook in de bijlagen te zien). Stichting SAP heeft zelf de opdracht terug gegeven net als JPH consult ook hiervan zijn zelfs telefoon opnames gemaakt waarbij is gebeld inzake de afwijzing waarbij stichting sap en jph consult aan de gemeente aangegeven zouden hebben dat ik eisen gesteld zou hebben of geweigerd zou hebben gekeurd te worden (op het USB ook het gesprek en in de getuigenverklaring ook hiervan de bevestiging). Vooralsnog hoefde ik op geen enkel reactie van de gemeente te reageren zo ver mij kenbaar is gemaakt door het juridisch loket, want als er een rechtszaak aanhangig is gemaakt dient alles via de rechter te gaan, vooralsnog heb ik met goed en wil geprobeerd te kijken naar het oplossen en het te laten doen van de keuring inzake de IST /GHPK. Echter is dit fout gegaan en alles wordt nu op mij geschoven terwijl primair het een feit is dat de GGD zelf niet wilde keuren en dit ten onrechte niet wilde (zie uitspraak de geschillencommissie) en dit wel had moeten doen en de zaak toen al bij de rechtbank lag of te wel stichting sap, jph consult en argonaut op die uitnodigingen etc. hoefde ik geen eens in te gaan. Dan zou de discussie nu alleen zijn dat de rechtbank de keuring alsnog moet toewijzen bij een instantie.”
8.3
Op zichzelf is juist dat bij een aanvraag van een GPK het college een keuring moet aanbieden. Eisers aanvraag om een GPK valt namelijk onder de Regeling gehandicaptenparkeerkaart (Regeling GPK). [2] Daarin is bepaald dat een GPK niet wordt afgegeven alvorens een geneeskundig onderzoek heeft plaatsgehad met betrekking tot de handicap van de aanvrager. Ingeval de GPK wordt afgegeven door het gemeentelijk gezag wordt het geneeskundig onderzoek verricht door de Gemeentelijke Gezondheidsdienst dan wel - bij externe advisering - door een vanwege het gemeentelijk gezag aangewezen deskundige. Verder geldt in de praktijk dat een aanvrager de eerste keer altijd ter keuring moet verschijnen. Het advies van de keurende instantie is, uitzonderingen daargelaten, bepalend voor de toe- of afwijzing van de GPK.
8.4
In de situatie dat een aanvraag is afgewezen, zoals hier, verandert de bewijspositie van de aanvrager. In dat geval moet de aanvrager (hier: eiser) zelf aantonen dat de GPK ten onrechte is geweigerd. [3] Als de aanvrager (hier: eiser) dat voldoende aannemelijk maakt, eventueel met nieuwe gegevens, kan dat aanleiding zijn om een nieuw advies te vragen aan de keurende instantie.
8.5
In de in deze zaak voorliggende situatie is eiser medisch gekeurd, en wel door Argonaut. Uit e-mails van Argonaut, die zich bij de stukken bevinden, blijkt dat het conceptadvies van de keurende arts, nadat aanvullende informatie van eisers huisarts was ontvangen, op 18 maart 2022 aangetekend naar eiser is verzonden zodat hij gebruik kon maken van zijn inzage- en correctierecht. Hiervoor is hem een termijn van twee weken gegeven. Argonaut heeft het conceptadvies op 5 april 2022 retour ontvangen. Omdat eiser zegt het conceptadvies niet te hebben ontvangen en hij het evenmin heeft opgehaald op een PostNL-punt, heeft Argonaut op diezelfde dag bij wijze van uitzondering het rapport nogmaals aangetekend naar eiser verzonden onder vermelding van de verzendcode, met separaat ook nog een e-mailbericht over de tot maandag 11 april 2022 verlengde termijn. Omdat eiser deze termijn ongebruikt heeft laten verstrijken, heeft Argonaut het advies op 14 april 2022 geblokkeerd.
8.6
De rechtbank ziet op basis van de stukken geen reden om te twijfelen aan de informatie van Argonaut over de gang van zaken omtrent het tot stand komen van het medisch advies. Gelet op deze informatie is de rechtbank van oordeel dat het aan eiser is te wijten dat het college niet over de vereiste informatie heeft kunnen beschikken om de aanvraag van eiser te kunnen beoordelen. Argonaut heeft eiser immers tweemaal het medisch advies toegezonden zodat hij gebruik kon maken van zijn inzage- en correctierecht. Niet is gebleken waarom eiser na ontvangst van het conceptadvies, in ieder geval op 6 april 2022, niet uiterlijk op 11 april 2022 van dit recht gebruik kon maken. Het dossier bevat talloze e-mailberichten van eiser aan Argonaut, onder meer van 6 april 2022 23.58 uur, waaruit blijkt dat eiser het rapport op 6 april 2022 in de middag heeft ontvangen en dat hij op de hoogte was van de termijn. Ook is eiser er uitdrukkelijk op gewezen dat de weging en conclusie van de arts niet onder het correctierecht vallen. Evenmin heeft eiser nadat het advies was geblokkeerd alsnog toestemming gegeven voor toezending daarvan naar het college, welke mogelijkheid uitdrukkelijk door Argonaut is aangeboden.
8.7
Reeds hierom is de rechtbank van oordeel dat het college de aanvraag van eiser terecht heeft afgewezen.
8.8
Eiser heeft verder in beroep ook inhoudelijk op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat de GPK ten onrechte zou zijn geweigerd. Eiser heeft in beroep het door hem (in ieder geval op 6 april 2022) ontvangen conceptadvies niet alsnog aan de rechtbank overgelegd, maar volstaan met het inzenden van talloze e-mails over data, termijnen, lopende klachten en dwangsommen. De informatie over eisers gestelde handicap die in de stukken te vinden is, bestaat slechts uit een door [naam] , zijn voormalige gemachtigde, op 4 december 2022 ingezonden document, waarin het volgende staat: “
Getuigenverklaring (…) Hierbij wil ik [naam] onder ede een getuigenverklaring afleggen: (…) Dhr. [eiser] in een zeer ernsige medische situatie bevond ten tijden van de aanvraag (…) GHPK en dat hij deze voorzieningen nodig had om zijn school nog enigszins te reden en zichzelf te vervoeren gezien hij met krukken rond liep (ook bij de keuring van argonaut liep dhr. [eiser] met krukken in beiden handen. Ook anderen kunnen dit bevestigen.”.Verder bevat het dossier, zonder onderbouwing, de mededeling:
“Nieuwe medische toestand (van trap gevallen)”, welke mededeling dateert van 26 juli 2021. De stelling dat van eiser dat hij gehandicapt is door psychische klachten is met niets onderbouwd; overigens valt niet onmiddellijk in te zien hoe dit in het kader van een aanvraag GPK van belang zou zijn.
8.9
De rechtbank ziet dus geen aanleiding het college te verzoeken om de keurende instantie om een nieuw advies te vragen.
8.1
Aan de door eiser overgelegde oordelen van de Ombudsman, van de Geschillencommissie Publieke Gezondheid van 25 november 2021 en van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg van 23 maart 2022 hecht de rechtbank niet de waarde die eiser daaraan gehecht wenst te zien, alleen al omdat het bij die oordelen gaat om klachten van andere personen dan eiser. Deze hebben dus geen betrekking op het in deze zaak aan de orde zijnde geschil. Ook hierin is dus geen aanleiding gelegen om het beroep gegrond te verklaren.
8.11
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat het college de aanvraag van eiser terecht heeft afgewezen. De rechtbank zal het inhoudelijke beroep ongegrond verklaren.
Verzoeken om schadevergoeding
9.1
Eiser heeft in een brief van 29 november 2022 verzocht om vergoeding van deurwaarderskosten en het college aansprakelijk gesteld voor gevolgschade. De rechtbank merkt dit aan als een verzoek om schadevergoeding, welk gelijkluidend verzoek eiser overigens ook in de beroepen met zaaknummers SGR 21/5153, SGR 21/5154, SGR 21/5155, SGR 22/1565 en SGR 22/4949 heeft gedaan. Reeds gelet op de conclusie van de rechtbank dat het beroep van eiser ongegrond is en van een onrechtmatig besluit dus geen sprake is, wijst de rechtbank deze verzoeken van eiser af.
9.2
Eiser heeft in al zijn zaken verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Indien beroep is ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit, zoals in deze zaak, gaat de redelijke termijn niet lopen op het moment van indienen van een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag, zoals eiser kennelijk veronderstelt. Indien hangende de behandeling van een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar, waarvan in deze zaak sprake is, alsnog een reëel besluit wordt genomen, vangt de rechterlijke fase aan op de dag waarop het beroep van rechtswege is ontstaan. [4] Hier is dat 19 juli 2022. Er is dus gelet op de datum van deze uitspraak geen sprake van overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank wijst het verzoek van eiser af.
Proceskosten en proceshouding
10.1
Het college heeft verzocht om eiser te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
10.2
Weliswaar is er naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak geen aanleiding om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren op de grond dat sprake is van misbruik van procesrecht wegens kwade trouw, zie 7.3 hiervoor, wijst de rechtbank erop dat eiser op grond van artikel 8:75, eerste lid, derde volzin, van de Awb wel in de kosten van het college kan worden veroordeeld in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in dit geval sprake. Zij motiveert dat hierna.
10.3
Het procesdossier bevat grote aantallen door eiser aan de rechtbank gezonden of gemailde ongeordende brieven, door het lettertype nagenoeg onleesbare e-mails, handgeschreven aanvullingen op berichten, vage foto’s van (incomplete) documenten en stukken die op andere personen, andere onderwerpen en andere zaken betrekking hebben. Daarbij komt dat eiser (en zijn voormalige gemachtigde) de rechtbank voortdurend belaagt met verzoeken, eisen, e-mails en telefoontjes. Met die werkwijze schept eiser doelbewust een administratieve chaos voor de rechtbank (en overigens ook het college). In de door de President van de rechtbank op 24 januari 2023 aan eiser opgelegde communicatiemaatregel heeft de President het aldus verwoord: “Mij is gebleken dat de u in de afgelopen weken tientallen keren contact hebt gezocht met de rechtbank. In de zaken die op 8 december 2022 op zitting stonden zijn verschillende klachten, verzoeken en inmiddels ook wrakingsverzoeken door u ingediend. Deze zijn verzonden naar het klachtenbureau en de administratie, soms alleen per e-mail, soms per brief, soms beide (in dat laatste geval: soms op dezelfde datum en soms op een andere datum). U uit zich in deze berichten niet altijd helder, wat tot gevolg heeft dat het voor de medewerkers van de rechtbank soms niet duidelijk is wat u bedoelt. Deze manier van procederen leidt tot een onwenselijke vertraging van de behandeling van de beroepen. De rechtbank wil daar niet aan meewerken. Ook herhaalde klachten over rechterlijke beslissingen vergen een onevenredige belasting van medewerkers van de rechtbank.” De laatste hier geciteerde zin heeft, zo merkt de rechtbank op, betrekking op de afwijzing van eisers verzoek om aanhouding van de zitting van 8 december 2022 en dat de rechter verschillende zaken tijdens één zitting heeft behandeld.
Al met al heeft eiser met zijn werkwijze een volstrekt onnodig en veel te onevenredig beroep op de beperkte tijd en capaciteit van de rechtbankorganisatie gedaan.
10.4
Uit de werkwijze van eiser en de stukken rijst voorts het beeld op van iemand die een GPK wil verkrijgen zonder dat het college een medisch-inhoudelijk advies heeft ontvangen over de vraag of al dan niet sprake is van een handicap en dus of daarop wel recht bestaat. Eiser stelt slechts aan de voorwaarden voor een GPK te voldoen, zonder dit met enig bewijs te onderbouwen of op vragen hierover niet of nauwelijks (inhoudelijk) te reageren. [5] Aldus gaat het eiser er blijkbaar niet om dat het college door de weigering onrecht zou hebben begaan dat herstel behoeft, maar is de rechtbank de instantie waar eiser misschien nog de begeerde GPK kan verkrijgen. Eiser procedeert daarbij op uiterst kwalijke wijze, met als doel de inhoudelijke beoordeling te laten ondersneeuwen door de enorme hoeveelheid niet ter zake doende e-mails, brieven, pakketten met stukken, klachten en andere berichten, waarbij het enige wel ter zake doende stuk, namelijk het conceptadvies van Argonaut, is achtergehouden.
10.5
Inhoudelijk krijgt eiser dus in deze uitspraak de door hem gewenste beoordeling door de rechtbank; zijn wijze van procederen om tot deze uitspraak te komen is blijkens al het voorgaande echter zo kennelijk onredelijk dat de gevolgen daarvan naar het oordeel van de rechtbank voor eisers rekening moeten komen. Daarom zal de rechtbank gebruik maken van de haar in artikel 8:75, eerste lid, van de Awb gegeven bevoegdheid om eiser in de proceskosten te veroordelen.
Conclusie en gevolgen
11.1
Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet-ontvankelijk. Het beroep van rechtswege tegen het bestreden besluit is ongegrond. De verzoeken om schadevergoeding worden afgewezen.
11.2
Het college krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. Eiser moet deze vergoeding betalen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het verweerschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1,0).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond;
  • wijst de verzoeken om schadevergoeding af;
  • veroordeelt eiser in de proceskosten van het college, te betalen aan de gemachtigde van het college, tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

2.Staatscourant 2012, 18705.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 februari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP4750.
4.Zie de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 10 juli 2018, ECLI:NL:CBB:2018:392.
5.Vergelijk de uitspraak van de CRvB van 19 december 2001, ECLI:NL:CRVB:2001:AD8133.