ECLI:NL:RBDHA:2023:8629

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
NL23.14701
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Algerijnse staatsburger met inreisverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juni 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Algerijnse staatsburger, eiser, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond en heeft eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de door eiser aangevoerde gronden voor asiel niet voldoende zijn onderbouwd. Eiser stelt dat hij bij terugkeer naar Algerije ernstige schade zal oplopen door medische klachten en slechte leefomstandigheden. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een gegronde vrees voor vervolging heeft of dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank is van mening dat de omstandigheden in Algerije niet zodanig schrijnend zijn dat dit aanleiding geeft voor het verlenen van een verblijfsvergunning op humanitaire gronden. Ook het opgelegde inreisverbod wordt niet als onevenredig beschouwd, aangezien eiser geen speciale banden met de EU heeft en de duur van het verbod beperkt is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.14701

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

v-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. D.S. Harhangi-Asarfi),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.M. Deniz).

ProcesverloopBij besluit van 9 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft eiser ook een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar, gerekend vanaf de datum dat eiser Nederland daadwerkelijk heeft verlaten.Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep op 8 juni 2023 op zitting behandeld, samen met zijn verzoek om een voorlopige voorziening (NL23.14702). Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser stelt geboren te zijn op [geboortedag] 1996 en de Algerijnse nationaliteit te bezitten. Hij heeft Algerije in november 2020 verlaten en heeft daarna in diverse Europese landen verbleven, waaronder Frankrijk. Op 29 oktober 2022 heeft eiser een asielaanvraag in Nederland ingediend. Hij heeft hieraan ten grondslag gelegd dat hij bij terugkeer naar Algerije ernstige schade zal oplopen als gevolg van medische klachten overgehouden aan een scooter-ongeluk in Frankrijk en een mislukte operatie. In Algerije zijn de leefomstandigheden slecht en heeft hij geen toegang tot de noodzakelijke zorg. Daarnaast wil hij een beter leven opbouwen.
2. Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser alleen aangelegenheden aan de orde heeft gesteld die niet ter zake doen voor de vraag of hij in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel. [1] Uit eisers verklaringen volgt niet dat hij een gegronde vrees heeft voor vervolging. Verweerder volgt eiser ook niet in zijn betoog dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Algerije vanwege zijn medische klachten. Naast dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Algerije geen medische zorg zal ontvangen, levert het wel of niet verlenen van medische hulp geen grond op voor subsidiaire bescherming. Verweerder ziet ook geen aanleiding eiser een verblijfsvergunning regulier of uitstel van vertrek te verlenen of om af te zien van het opleggen van een inreisverbod.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser betoogt dat verweerder bij de afwijzing van zijn asielaanvraag onvoldoende gewicht heeft toegekend aan zijn fysieke en mentale pijn die wordt veroorzaakt door wat hij in Frankrijk heeft meegemaakt en dat hij zich (financieel) verantwoordelijk voelt voor zijn ouders in Algerije. Gedwongen terugkeer naar Algerije is gelet op dit alles onevenredig hard. Eiser vindt dat Frankrijk verantwoordelijk is voor zijn schade en ziet een verblijfsstatus in Nederland als compensatie en hoopt Frankrijk aansprakelijk te stellen voor zijn schade. Daarnaast zal (gedwongen) vertrek naar Algerije zijn klachten verergeren zodat verweerder moet afzien van gedwongen terugkeer of ten minste nader onderzoek had moeten doen naar zijn gezondheidssituatie. [2] Tot slot had verweerder moeten afzien van het opleggen van een inreisverbod omdat deze onevenredig is. Eiser kan hierdoor niet meer naar de Europese Unie voor behandeling in privéklinieken of vakantie.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Gronden voor een verblijfsvergunning asiel
4. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat uit eisers verklaringen niet volgt dat er gronden zijn om hem een verblijfsvergunning asiel te verlenen. Uit zijn verklaringen dat hij een beter (economisch) leven wenst, blijkt niet dat hij in Algerije een gegronde vrees voor vervolging heeft of een reëel risico loopt op ernstige schade. Voor zover eiser bij gedwongen terugkeer voor ernstige schade vreest aan zijn gezondheid, omdat hij bij terugkeer geen adequate medische behandeling in Algerije zal ontvangen, is dit niet door hem onderbouwd en is dit ook geen reden om hem een verblijfsvergunning asiel te verlenen. [3]
Gronden voor een verblijfsvergunning regulier
5. Ook is de rechtbank het met verweerder eens dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet zodanig schrijnend zijn dat hem een verblijfsvergunning regulier op basis van humanitaire gronden moet worden verleend. Dit geldt voor zowel de leefomstandigheden als de medische zorg in Algerije, omdat deze omstandigheden gelden voor alle Algerijnse burgers. Dat eiser een verblijfsstatus ziet als compensatie voor wat hem in Frankrijk is overkomen, vormt ook geen reden om hem een verblijfsvergunning te verlenen. Een verblijfsvergunning wordt verleend aan vreemdelingen die voldoen aan de voorwaarden en is niet bedoeld om compensatie te bieden voor letselschade.

Uitstel van vertrek

6. Naar het oordeel van de rechtbank bestond er voor verweerder ook geen aanleiding om eiser uitstel van vertrek te verlenen of nader onderzoek te laten verricht of hij kan reizen. Niet in geschil is dat eiser klachten heeft aan zijn hand. Echter, met verweerder is de rechtbank van oordeel dat niet gebleken is dat eiser voor deze klachten onder behandeling is. Dit geldt ook voor de psychische klachten (depressie) die hij stelt te hebben. Dit betekent dat het niet verkrijgen van medische behandeling in Algerije niet tot de conclusie kan leiden dat zijn gezondheidstoestand zal verslechteren door het ontbreken van deze behandeling. Daar komt bij dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de benodigde medische behandeling niet zal kunnen verkrijgen in Algerije. Het beroep van eiser op het arrest Savran tegen Denemarken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel, omdat van een vergelijkbaar geval geen sprake is. De vreemdeling in deze zaak stond namelijk wel onder medische behandeling.
Inreisverbod
7. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat het door verweerder aan eiser opgelegde inreisverbod niet onevenredig is. Niet gebleken is dat eiser speciale banden heeft met de Europese Unie of dat een land in de Europese Unie het aangewezen land is voor een eventuele behandeling van eisers medische klachten. Dat eiser de Europese Unie wenst te bezoeken voor vakantie en voor een (toekomstige) medische behandeling, maakt dit niet anders. Daar komt bij dat de duur van het inreisverbod beperkt is en dus de beperkingen tijdelijk van aard zijn.
Wat is de conclusie van de rechtbank?
8. Nu geen van de beroepsgronden slaagt, verklaart de rechtbank het beroep ongegrond.
9. Verweerder hoeft eiser geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van mr.R. Kroes, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Eiser doet daarbij een beroep op het arrest Savran tegen Denemarken van 7 december 2021 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (ECLI:CE:ECHR:2021:1207JUD005746715).
3.Zie onder meer de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 juni 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1733, r.o. 1.2 en 1.3) en 8 oktober 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2397, r.o. 3.2).