In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers, Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. en Vereniging Leefmilieu, tegen de weigering van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland om de aan vergunninghoudster, een melkveehouderij, verleende natuurvergunning gedeeltelijk in te trekken. De vergunning, verleend op 4 november 2016, maakt de uitbreiding van de veehouderij mogelijk, maar verzoekers stellen dat deze vergunning in strijd is met de Wet natuurbescherming en leidt tot ontoelaatbare stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.
Het college heeft het verzoek om intrekking van de natuurvergunning afgewezen met een besluit van 17 april 2020, en dit besluit is in een later bezwaar opnieuw bevestigd. Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 31 mei 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van verzoekers, het college en de vergunninghoudster aanwezig waren.
De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen spoedeisend belang is bij de beoordeling van het bestreden besluit. Verzoekers stellen dat het spoedeisend belang voortkomt uit een lopende aanvraag om een nieuwe natuurvergunning, maar de voorzieningenrechter concludeert dat het intrekken van de oude vergunning geen invloed heeft op de beoordeling van de nieuwe aanvraag. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, wat betekent dat het bestreden besluit niet wordt geschorst. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.