ECLI:NL:RBDHA:2023:8673

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
nl23.8141
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door prematuur indienen van ingebrekestelling

In deze zaak heeft eiseres, een asielzoekster, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiseres had haar aanvraag op 1 september 2022 ingediend en verweerder in gebreke gesteld op 2 maart 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingebrekestelling prematuur was, omdat de beslistermijn op basis van het besluit WBV 2022/22 met negen maanden was verlengd. Dit besluit was van kracht sinds 27 september 2022 en gold ook voor aanvragen die vóór 1 januari 2023 waren ingediend. De rechtbank oordeelt dat de asielaanvraag van eiseres onder de reikwijdte van dit besluit valt, waardoor de termijn voor het nemen van een besluit door verweerder pas op 1 december 2023 verstrijkt. Aangezien de ingebrekestelling te vroeg was ingediend, is niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep wegens niet tijdig beslissen. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, en is op 23 mei 2023 openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.8141
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. S. Thelosen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
3. Eiseres heeft haar asielaanvraag ingediend op 1 september 2022. Zij heeft verweerder op 2 maart 2023 in gebreke gesteld. Verweerder heeft de ingebrekestelling ontvangen op 3 maart 2023.
4. De rechtbank overweegt als volgt. Sinds 27 september 2022 is het besluit met kenmerk WBV 2022/22 van kracht.3 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die op 27 september 2022 nog niet waren verstreken met negen maanden zijn verlengd. Dit geldt ook voor asielaanvragen die zijn ingediend vóór 1 januari 2023. In
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
3 Staatscourant van 26 september 2022, nr. 25755.
de zaak van eiseres zou dit betekenen dat de beslistermijn nog niet was verstreken toen zij verweerder in gebreke stelde. De ingebrekestelling zou daarmee prematuur zijn en het beroep niet-ontvankelijk.
5. Eiseres vindt dat verweerder met WBV 2022/22 de beslistermijn niet geldig heeft verlengd en dat zij verweerder niet prematuur in gebreke heeft gesteld. Zij betwist dat zich een situatie voordoet als bedoelt in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiseres verzoekt de rechtbank het beroep gegrond te verklaren, verweerder op te dragen binnen twee weken na de dag van de uitspraak alsnog een besluit te nemen en hier een rechterlijke dwangsom aan te verbinden.
6. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De rechtbank verwijst voor de motivering naar de uitspraak van de deze rechtbank en zittingsplaats van 24 maart 2023.4 Hierin heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2022/22 sprake was van een situatie als bedoeld in artikel
42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw.
7. De rechtbank oordeelt dat de asielaanvraag van eiseres valt onder het toepassingsbereik van de WBV 2022/22. Dit betekent dat de beslistermijn in haar zaak met negen maanden is verlengd en verweerder uiterlijk op 1 december 2023 op de aanvraag moet beslissen. De ingebrekestelling is dus te vroeg ingediend. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
8. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van V.M. de Waard, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
23 mei 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.