ECLI:NL:RBDHA:2023:8752

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
16 juni 2023
Zaaknummer
NL23.4594
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, beoordeling van risico op ernstige schade bij terugkeer naar Somalië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2023 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, een Somalische nationaliteitdrager, had op 10 november 2021 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aangevraagd, maar deze aanvraag werd op 11 januari 2023 afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 17 april 2023 behandeld, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd dat er geen gegronde vrees voor vervolging bestond en dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Somalië een reëel risico op ernstige schade zou lopen. Eiser had aangevoerd dat hij als kind was ontvoerd door een terroristische organisatie en dat hij risico liep op vervolging bij terugkeer. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris terecht had vastgesteld dat de problemen die eiser had ondervonden niet gerelateerd waren aan de gronden van vervolging zoals genoemd in het Vluchtelingenverdrag, maar eerder het gevolg waren van de algemene veiligheidssituatie in Somalië.

Daarnaast werd de beroepsgrond van eiser dat er geen medisch advies voorhanden was, verworpen. De rechtbank concludeerde dat eiser zelf had aangegeven geen gebruik te willen maken van een medisch onderzoek, waardoor het ontbreken van een medisch advies niet als onzorgvuldig kon worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en stelde vast dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangegeven, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.4594

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. C.M.G.M. Raafs),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. H.R. Nobel).

Inleiding1.Bij het bestreden besluit van 11 januari 2023 heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.

1.1.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 17 april 2023 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser heeft de Somalische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1998.
Op 10 november 2021 heeft eiser een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aangevraagd. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Hij is als kind ontvoerd door een terroristische organisatie [naam] , maar is vervolgens medio 2013 uit het kamp ontsnapt en gevlucht. Het asielrelaas van eiser wordt geloofwaardig bevonden door de staatssecretaris.
3. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van gegronde vrees voor vervolging wegens ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar het land van herkomst een reëel risico loopt op ernstige schade, hij heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer opnieuw ontvoerd zou worden.
Zorgvuldigheid
4. Eiser stelt dat het nader gehoor (nog) niet plaats had mogen vinden, omdat er geen medisch advies voorhanden was waaruit blijkt of en in hoeverre eiser in staat was om gehoord te worden. Hier is ook al eerder op gewezen in de correcties en aanvullingen en in de zienswijze. Daar is de staatssecretaris aan voorbij gegaan, aldus eiser.
4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt de beroepsgrond niet.
Allereerst wordt eiser niet gevolgd in zijn stelling dat er niet is ingegaan op wat eiser hierover heeft aangevoerd. In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris zich namelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld waarom er geen sprake is van een onzorgvuldige besluitvorming ondanks het ontbreken van een medisch advies.
Verder volgt uit artikel 3.109, vijfde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) dat aan de vreemdeling een medisch onderzoek wordt aangeboden en dat voor dit onderzoek schriftelijke toestemming van de vreemdeling is vereist. Uit het ‘verslag gehoor aanmeldfase’ volgt dat aan eiser is gevraagd of hij gebruik wil maken van het medisch onderzoek, waarop eiser aangeeft daarvan geen gebruik te willen maken. Hij heeft daarvoor dus geen toestemming gegeven. Dit is de reden geweest waarom er geen medisch advies is gevraagd en dat het bij aanvang van het nader gehoor ook niet voorhanden was. Er is ook niet gesteld dat eiser medische problemen heeft die daartoe aanleiding geven. Er zijn bovendien geen objectieve aanknopingspunten naar voren gebracht of gebleken waaruit afgeleid zou kunnen worden dat eiser niet in staat is geweest om zijn asielrelaas duidelijk naar voren te brengen. Ook uit het nader gehoor blijkt geenszins dat eiser toch niet goed kon verklaren. De enkele omstandigheid dat het asielrelaas op één punt afwijkt van de latere stelling over of eiser wel bekend is bij [naam] , is daarvoor onvoldoende. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat er bij zijn gemachtigde, op basis van de gesprekken die zij samen hebben gehad, serieuze twijfel bestaat of eiser wel voldoende kan verklaren. Dat is onvoldoende om aan te nemen dat hij daartoe niet in staat was tijdens het nader gehoor. Het bestreden besluit is dan ook niet onzorgvuldig voorbereid.
Vluchtelingschap & ernstige schade
5. Eiser voert aan dat de staatssecretaris hem ten onrechte geen verblijfsvergunning asiel heeft toegekend. Het enkele feit dat [naam] niet controleert, maakt nog niet dat [naam] daar niet aanwezig is en niet verantwoordelijk is voor de vele geweldsincidenten waarbij burgerslachtoffers vallen. Ook maakt dat niet dat gewone burgers daar niet worden gerekruteerd of, indien zij bekend zijn bij [naam] , geen risico lopen slachtoffer te worden van geweld. In eisers geval zijn er meerdere punten waardoor hij een dergelijk risico loopt. Hij verwijst daarbij naar de ingebrachte zienswijze.
Ter onderbouwing daarvan verwijst eiser naar de reeds overgelegde landeninformatie van Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) en het algemeen ambtsbericht over Somalië van maart 2020 en december 2021. Deze informatie bevestigt de voortdurende activiteit van [naam] in en rond [naam] , aldus eiser. In de aanvullende gronden heeft eiser nog andere landeninformatie ingebracht: een rapport van 27 maart 2023 Amnesty International ‘The State of the World’s Human Rights; Somalia 2022’, een rapport van 20 maart 2023 van US Department of State ‘2022 Country Report on Human Rights. Practices: Somalia’, een rapport van 22 februari 2023 van European Union Agency for Asylum over de veiligheidssituatie in Somalië en tot slot een artikel van Human Rights Watch ‘Somalia Reeling from Devastating Attack on Education Ministry’.
Eiser voert verder nog aan dat in [naam] sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn.
Ter zitting is nog aangevoerd dat, anders dan de staatssecretaris stelt, het wel aannemelijk is dat [naam] weet wie eiser is. Hoewel tijdens het gehoor door eiser is verklaard dat [naam] niet weet wie hij is, is dit in de correcties en aanvullingen hersteld.
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt de beroepsgrond niet. De staatssecretaris heeft toereikend gemotiveerd dat de geloofwaardig bevonden problemen door eiser met [naam] (element 2) niet zijn terug te voeren op één van de gronden uit het Vluchtelingenverdrag, te weten ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of het hebben van een bepaalde politieke overtuiging. De problemen die eiser heeft ondervonden zijn namelijk niet gerelateerd aan een van deze vervolgingsgronden. Deze zijn het gevolg van de algemene veiligheidssituatie in Somalië. Eiser kan daarom niet worden aangemerkt als vluchteling.
5.2.
Om in aanmerking te komen voor subsidiaire bescherming moet eiser aannemelijk maken dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij persoonlijk bij uitzetting naar Somalië een reëel risico loopt op ernstige schade.
Eiser stelt dat [naam] wel weet wie eiser is en hij daarom bij terugkeer reëel risico loopt. Echter, eiser heeft tijdens het nader gehoor verklaard dat de leden van [naam] niet weten wie hij is en dat ze niet naar hem persoonlijk op zoek zijn en dat wat hem is overkomen toeval is. In de correcties en aanvullingen stelt eiser dat [naam] wel weet wie hij is en daarom risico loopt bij terugkeer, omdat ze hem zouden kunnen vinden. Daarbij heeft eiser niet toegelicht waarom hij aanvankelijk anders heeft verklaard, terwijl dat wel van eiser verwacht kan worden. [1] De enkele stelling achteraf dat eiser iets tijdens het gehoor niet heeft verklaard, is daartoe onvoldoende. De staatssecretaris heeft gelet op het voorgaande in algemene zin de correcties en aanvullingen voldoende bij zijn besluitvorming betrokken en zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser in deze, van zijn eerste verklaring afwijkende, verklaring niet wordt gevolgd. De staatssecretaris heeft ook terecht opgemerkt dat niet is gebleken dat [naam] naar eiser op zoek is en dat, als [naam] wel de naam van eiser zou weten en hij zou zoeken, eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe zij hem zouden weten te vinden in een miljoenenstad als [naam] waar [naam] maar beperkt aanwezig is. Deze stad staat namelijk niet onder de macht van [naam] en [naam] controleert ook niet delen van de stad. De rechtbank oordeelt op dit punt dan ook anders dan door deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, is geoordeeld in de door eiser genoemde uitspraak. [2] De omstandigheid dat uit landeninformatie volgt dat [naam] in [naam] (beperkt) aanwezig is en aanslagen pleegt waarbij burgerslachtoffers vallen, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders. Het gaat namelijk om aanslagen op burgers die tot specifieke (doel)groepen behoren, waar eiser niet onder valt. Ook is terecht gewezen op de tijd die is verstreken sinds de ontsnapping van eiser. De staatssecretaris heeft ook terecht gesteld dat het niet aannemelijk is dat leden van [naam] bijna tien jaar na zijn vertrek nog naar eiser op zoek zijn.
Gelet op deze omstandigheden zijn er goede redenen om aan te nemen dat die vervolging of ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen en daarom slaagt het beroep op artikel 4, vierde lid, van de Kwalificatierichtlijn ook niet.
5.3.
De drempel om een 15c-situatie aan te nemen is erg hoog. Er moet sprake van een uitzonderlijk situatie, waarin de mate van willekeurig geweld in het aan de gang zijnde gewapend conflict dermate hoog is dat een ieder, enkel door zijn aanwezigheid aldaar, een reëel risico loopt op behandeling in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) is in Somalië zo’n situatie niet aan de orde. [3] Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat niet meer van het oordeel van de Afdeling uitgegaan mag worden. Uit het Algemeen Ambtsbericht Somalië van de minister van Buitenlandse Zaken van december 2021 blijkt niet dat de veiligheidssituatie in [naam] wezenlijk anders is dan de situatie in 2018. Hieruit blijkt weliswaar dat de algehele veiligheidssituatie volatiel en fragiel is. Burgers zijn geregeld het slachtoffer van veiligheidsincidenten onder meer ten gevolge van strijd tussen diverse clans, acties van veiligheidstroepen van [naam] . Volgens het ambtsbericht registreerde NSOM over de periode van mei 2020 tot en
met 3 november 2021 een totaal van 1.669 burgerslachtoffers (802 doden en 867 gewonden). Hoewel dit in absolute zin veel slachtoffers zijn, is dat in relatieve zin veel minder het geval gelet op het bevolkingsaantal van Somalië. Hotels en restaurants waar regerings- en veiligheidspersoneel samenkomen, vormen vaak het doelwit van aanslagen. Uit de landeninformatie waar eiser naar heeft verwezen, komt een zelfde beeld naar voren. Daaruit volgt dat 94% van de burgerslachtoffers het slachtoffer zijn van aanslagen van [naam] . Deze organisatie richt zich in het algemeen niet tegen willekeurige burgers, maar vooral op overheidsfunctionarissen en personen die werkzaam zijn in de media voor buitenlandse organisaties. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit deze informatie dan ook niet van een uitzonderlijke situatie waarin de mate van willekeurig geweld in een gewapend conflict dermate hoog is dat een ieder, enkel door aanwezigheid aldaar, een reëel risico loopt op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Gelet op het voorgaande kan nog steeds niet gesproken worden van een 15c-situatie in Somalië.
Artikel 8 van het EVRM
6. Eiser voert verder aan dat hij in het kader van artikel 8 van het EVRM concrete omstandigheden heeft aangevoerd die in zijn optiek maken dat de staatssecretaris hem in aanmerking moet laten komen voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Daarbij verwijst eiser naar de zienswijze.
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt de beroepsgrond niet. In het bestreden besluit is ingegaan op alles wat eiser in de zienswijze op dit punt naar voren heeft gebracht. Er is geconcludeerd dat eiser geen geslaagd beroep kan doen op bovengenoemde bepaling. Eiser heeft in de gronden niet aangegeven waarom die reactie niet afdoende is. Ook overigens heeft hij zijn standpunt onvoldoende onderbouwd.
7. Er zijn dan ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het terugkeerbesluit ten onrechte is opgelegd.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S.W. Kroon, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. Voors, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3460, r.o. 8.3.
2.Uitspraak van 12 december 2022, ECLI:NL:RBLIM:2022:9945.
3.Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1168 en van 23 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1664.