ECLI:NL:RBDHA:2023:8765

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
16 juni 2023
Zaaknummer
18/8461
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om betaling van achterstallig salaris en herziening van eerdere besluiten inzake ziekte en salaris bij de gemeente Westland

In deze zaak heeft eiseres, zonder vaste woon- of verblijfplaats, een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om haar met terugwerkende kracht achterstallig salaris te betalen. Dit verzoek is gedaan in het kader van een eerder besluit van de burgemeester en wethouders van Westland, waarin het verzoek om salarisbetaling werd afgewezen. Eiseres was sinds 26 maart 2013 ziek en had in 2015 haar bezoldiging stopgezet gekregen omdat zij weigerde toestemming te geven aan de bedrijfsarts om contact op te nemen met haar behandelaar. Eiseres heeft in maart 2018 verzocht om onmiddellijke betaling van haar salaris met terugwerkende kracht vanaf 23 september 2013. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit van verweerder, waarin het bezwaar van eiseres ongegrond werd verklaard, rechtmatig was. Eiseres had geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden aangevoerd die een herziening van de eerdere besluiten rechtvaardigden. De rechtbank heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing niet-ontvankelijk verklaard en het inhoudelijke beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de eerdere besluiten in rechte vaststaan en dat de verklaring van de oud-burgemeester niet als nieuw feit kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om verweerder te veroordelen in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 18/8461

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres], zonder vaste woon- of verblijfplaats, eiseres

(gemachtigde: mr. J.F.R. Eisenberger),
en

burgemeester en wethouders van Westland

(gemachtigde: mr. G.G.E.A. Frederix-Gianotten).

Procesverloop

In het besluit van 22 maart 2018 (primair besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om haar met terugwerkende kracht achterstallig salaris te betalen afgewezen.
Verweerder heeft bij besluit van 19 november 2018 (het bestreden besluit) het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft op 24 december 2018 ingekomen 28 december 2018 een beroep wegens niet tijdig beslissen bij de rechtbank ingediend. Zij was toen niet op de hoogte van het bestreden besluit.
Nadat haar het bestreden besluit is toegezonden heeft zij haar beroep gehandhaafd omdat zij zich er niet in kan vinden.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 17 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, [naam] en de gemachtigde van eiseres en namens verweerder mr. S. de Boer en M.I. Oostrum en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het verzoek
1. De rechtbank stelt vast dat verweerder met het bestreden besluit heeft beslist op het bezwaar van eiseres. Hierdoor heeft eiseres geen belang meer bij het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing haar bezwaar. De stelling van de gemachtigde van eiseres ter zitting dat hij niet wist van dit besluit kan eiseres niet helpen. De beslissing zit in het dossier dat de rechtbank ook aan eiseres verstrekt heeft. Omdat het procesbelang is komen te vervallen, wordt het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing niet-ontvankelijk verklaard. Omdat verweerder al op het bezwaar beslist had voordat eiseres het beroep instelde, ziet de rechtbank geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres was in dienst bij de gemeente Westland. Sinds 26 maart 2013 heeft zij zich ziek gemeld. In 2015 heeft verweerder de bezoldiging van eiseres gestaakt (omdat eiseres bleef bij haar weigering om de bedrijfsarts toestemming te verlenen om contact op te nemen met haar behandelaar). Op 16 maart 2018 heeft eiseres verweerder onder meer verzocht tot onmiddellijke betaling van haar salaris met terugwerkende kracht vanaf 23 september 2013.
Wat heeft verweerder besloten?
3. In het primaire besluit van 22 maart 2018 geeft verweerder weer dat het salaris van eiseres na de eerste zes maanden ziekte bij besluit van 22 oktober 2013 werd gekort op grond van de geldende regelgeving. De vraag of verweerder dit heeft mogen doen heeft de Centrale Raad van Beroep bevestigend beantwoord. Verder geeft verweerder aan dat de betaling van het salaris aan eiseres op 6 februari 2015 is gestaakt. Verweerder heeft op 13 november 2015 al laten weten dat hervatting van de betaling van het salaris (nog) niet aan de orde was. Daarbij speelde met name dat eiseres nog altijd geen WIA uitkering aangevraagd heeft.
In de beslissing op bezwaar stelt verweerder zich onder meer op het standpunt dat eiseres geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd heeft die zouden moeten maken dat verweerder terug komt op zijn besluiten van 22 oktober 2013 (besluit toepassen korting na 6 maanden ziekte), 6 februari 2015 (besluit staken salaris) en 13 november 2015 (afwijzen verzoek hervatting salaris).
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres voert aan dat verweerder niet bevoegd was haar salaris te korten na zes maanden ziekte omdat haar ziekte is veroorzaakt in en door de dienst. Datzelfde gaat op voor het staken van de uitbetaling van het salaris op 6 februari 2015. Het besluit waarbij het verzoek om hervatten salaris is afgewezen is ook onjuist, aangezien eiseres op dat moment voldeed aan de eisen van re-integratie.
Eiseres geeft verder aan dat er niet uitgegaan mag worden van de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep. Verweerder heeft er voor gezorgd dat haar een rechtsmiddel is ontnomen. Daardoor kon de Centrale Raad van Beroep geen uitspraak doen over de vraag of eiseres in en door de dienst ziek is geworden. Eiseres heeft daarom een herzieningsverzoek bij de Centrale Raad van Beroep ingediend. Verweerder heeft stelselmatig geweigerd eiseres te re-integreren. Het staken van het salaris had daarom nooit mogen gebeuren.
Oud burgemeester Van der Tak heeft haar onder andere toegezegd dat het salaris zou worden hervat
.Als al uitgegaan zou worden van een verzoek om terug te komen op een eerder besluit kan de toezegging van de burgemeester als een novum gelden.
Wat is het oordeel van de rechter?
5. Aan de rechtbank wordt in deze procedure gevraagd om te beoordelen of verweerder het verzoek om terug te komen op de eerder genomen besluiten van 22 oktober 2013 (besluit toepassen korting na 6 maanden ziekte), 6 februari 2015 (besluit staken salaris) en 13 november 2015 (afwijzen verzoek hervatting salaris) terecht heeft afgewezen op grond van artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt allereerst vast dat de genoemde besluiten in rechte vaststaan. Het herhaalde verzoek van eiseres van 16 maart 2018 strekt ertoe dat verweerder terugkomt van de eerdere besluiten. Een herzieningsverzoek dient hetzelfde te worden beoordeeld als een herhaalde aanvraag als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb. De rechtbank oordeelt dat verweerder het herzieningsverzoek terecht onder verwijzing naar artikel 4:6, tweede lid, van de Awb heeft afgewezen omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Zoals door verweerder in het verweerschrift opgemerkt kan de verklaring van oud burgemeester Van der Tak niet als een novum gelden, zij het alleen al omdat de verklaring dateert van februari 2015 en dus in de eerdere procedure al aangevoerd had kunnen worden. Het betoog van eiseres dat de rechtbank niet uit kan gaan van de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep kan de rechtbank niet volgen. De uitspraken staan immers in rechte vast. Dat eiseres een herzieningsverzoek heeft ingediend bij de Centrale Raad van Beroep maakt dat niet anders.
6. Ook zonder dat er nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn, kan de bestuursrechter toch aan de hand van de beroepsgronden tot het oordeel komen dat het bestreden besluit evident onredelijk is. [1] Bij deze beoordeling ligt niet de vraag voor of het oorspronkelijke besluit evident onredelijk dan wel onjuist is. Vereist is dat wat eiseres heeft aangevoerd kan leiden tot het oordeel dat (het gevolg van) de weigering het onjuist gebleken besluit te herzien, evident onredelijk is. Daarvan zal doorgaans slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zijn. [2] Gelet op wat eiseres heeft aangevoerd is van een dergelijk uitzonderlijk geval geen sprake.
Conclusie
7. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet-ontvankelijk en het inhoudelijke beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie punt 4.2 van de uitspraak van de CRvB van 2 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1317.
2.Zie punt 4.4 en 4.5 van de uitspraak van de CRvB van 29 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3548.