ECLI:NL:RBDHA:2023:8816

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2023
Publicatiedatum
19 juni 2023
Zaaknummer
NL23.15164
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag van een Belarussische vreemdeling met internationale bescherming in Polen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn asielaanvraag. Eiser, van Belarussische nationaliteit, heeft op 22 april 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 16 mei 2023 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser sinds 26 februari 2021 internationale bescherming geniet in Polen. De rechtbank heeft het beroep op 13 juni 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat Polen de internationale verplichtingen uit het Vluchtelingenverdrag en het EVRM naleeft, en dat eiser niet heeft aangetoond dat dit in zijn geval niet zo is. Eiser heeft weliswaar problemen ondervonden in Polen, zoals toegang tot medische zorg en huisvesting, maar de rechtbank concludeert dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de Poolse autoriteiten hem niet zouden helpen bij eventuele problemen. De rechtbank wijst erop dat het aan eiser is om aan te tonen dat Polen zijn internationale verplichtingen niet nakomt, wat hij niet heeft gedaan.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat de staatssecretaris de aanvraag op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15164

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M. Rasul),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. D.L. Boer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Belarussische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum]. Hij heeft op 22 april 2023 een aanvraag gedaan tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 16 mei 2023 niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 13 juni 2023 op zitting behandeld, samen met zaak NL23.15165. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
4. De staatssecretaris heeft de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat uit Eurodac is gebleken dat eiser sinds 26 februari 2021 internationale bescherming heeft in Polen. De staatssecretaris gaat er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanuit dat Polen de verplichtingen uit het Vluchtelingenverdrag, artikel 3 van het EVRM [1] en artikel 3 van het Antifolterverdrag [2] naleeft. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Polen deze verplichtingen in zijn geval niet nakomt. Bij voorkomende problemen dient eiser zich volgens de staatssecretaris te wenden tot de (hogere) Poolse autoriteiten.
Heeft de staatssecretaris voldoende rekening gehouden met eisers verklaringen over de omstandigheden in Polen?
5. Eiser voert aan dat de staatssecretaris in het bestreden besluit ten onrechte voorbij is gegaan aan zijn verklaringen over de problemen die hij in Polen heeft ondervonden. Volgens eiser bestaat in Polen slechts toegang tot medische zorg als je er zelf voor betaalt. Eiser stelt dat hij daarnaast problemen heeft ondervonden bij het vinden van huisvesting en werk. Volgens eiser heeft de staatssecretaris ten onrechte niet gereageerd op zijn verklaring in de zienswijze dat hij homoseksueel is en daardoor in Polen ernstige risico’s loopt. Uit het International Report 2022/2023 van Amnesty International blijkt volgens eiser voorts dat mensen afkomstig uit Belarus een verhoogd risico lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Deze problemen doen zich ook voor bij statushouders.
6. Op grond van artikel 30a, eerste lid, van de Vw [3] kan een asielaanvraag niet-ontvankelijk worden verklaard als de vreemdeling in een andere lidstaat van de Europese Unie internationale bescherming geniet en de vreemdeling in die lidstaat wordt behandeld overeenkomstig de beginselen genoemd in artikel 3.106a, eerste lid, van het Vb [4] .
7. De staatssecretaris mag er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in beginsel van uitgaan dat de lidstaten van de Europese Unie de verplichtingen uit hoofde van het Vluchtelingenverdrag, artikel 3 van het EVRM en artikel 3 van het Antifolterverdrag naleven, tenzij er concrete aanwijzingen zijn dat het land waarnaar de vreemdeling zal terugkeren zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat Polen in zijn situatie de internationale verplichtingen niet nakomt.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat eiser daarin niet is geslaagd. De staatssecretaris heeft daartoe in de besluitvorming allereerst kunnen overwegen dat eiser een verblijfsvergunning heeft gekregen in Polen en dat van eiser mag worden verwacht dat hij zelf inspanningen verricht om de daaruit voortvloeiende rechten te effectueren. De staatssecretaris heeft voorts kunnen overwegen dat uit eisers verklaringen blijkt dat hij persoonlijk geen incidenten heeft meegemaakt en dat niet is gebleken dat de Poolse autoriteiten hem bij eventuele toekomstige problemen niet zouden willen helpen. Eiser heeft de enkele stelling dat hij homoseksueel is en daardoor ernstige risico’s loopt in Polen niet geconcretiseerd of onderbouwd, waardoor de staatssecretaris in het bestreden besluit heeft kunnen volstaan met de overweging dat niet wordt bestreden dat in Polen gevallen van discriminatie voorkomen, maar dat dit niet betekent dat de Poolse autoriteiten hier niet tegen zouden optreden als eiser hulp zou inroepen. Eisers verwijzing naar het rapport van Amnesty International leidt niet tot een ander oordeel. Dit rapport maakt melding van geweld tegen en/of push-backs van migranten die Polen binnenkomen via de grens met Belarus. Uit dit rapport noch uit eisers verklaringen over de omstandigheden in Polen blijkt dat statushouders, die zich op het Poolse grondgebied bevinden, het risico op een dergelijke behandeling lopen. Evenmin blijkt daaruit dat dit specifiek zou gelden voor asielzoekers of statushouders met de Belarussische nationaliteit. De staatssecretaris heeft daarom naar het oordeel van de rechtbank in het bestreden besluit terecht overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Polen in zijn geval de internationale verplichtingen niet nakomt. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. De staatssecretaris heeft de aanvraag op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard.
10. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
2.Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijk en onterende behandeling of bestraffing
3.Vreemdelingenwet 2000
4.Vreemdelingenbesluit 2000