ECLI:NL:RBDHA:2023:8832
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en niet-ontvankelijkheid van beroep wegens prematuur ingediende ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiseres, een Oekraïense nationaliteit, op 24 februari 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na een lange periode zonder besluit, heeft eiseres op 20 oktober 2022 de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Vervolgens heeft zij op 8 november 2022 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De Staatssecretaris heeft op 22 november 2022 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiseres heeft haar ingebrekestelling prematuur ingediend, aangezien de wettelijke beslistermijn op het moment van indienen nog niet was verstreken. Dit is in overeenstemming met artikel 43a van de Vreemdelingenwet 2000, dat een verlenging van de beslistermijn voor Oekraïense vreemdelingen regelt.
De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling niet geldig is, waardoor het beroep niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen binnen zes weken na de uitspraak.