ECLI:NL:RBDHA:2023:8835

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
NL23.10183
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en inreisverbod met betrekking tot Namibische eiser en recht op gezinsleven

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een Namibische eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat op 8 maart 2023 door de staatssecretaris was opgelegd. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Middelburg, waar de eiser en de staatssecretaris zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank oordeelde dat de eiser, die geen geldig identiteitsbewijs bij zich had, in vreemdelingenbewaring was gesteld en dat er een risico bestond dat hij zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft eerder, op 27 maart 2023, een beroep van de eiser tegen een eerder terugkeerbesluit ongegrond verklaard.

De rechtbank overwoog dat het bestreden besluit, voor zover het een terugkeerbesluit betreft, niet aan de rechtbank voorgelegd kon worden omdat dit besluit al eerder was genomen en geen nieuwe rechtsgevolgen met zich meebracht. De rechtbank verklaarde zich daarom onbevoegd om kennis te nemen van het beroep tegen het terugkeerbesluit. Wat betreft het inreisverbod oordeelde de rechtbank dat de staatssecretaris voldoende rekening had gehouden met de belangen van de minderjarige kinderen van de eiser en met zijn recht op gezinsleven, zoals vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet had aangetoond dat zijn gezinsleven met zijn kinderen in Nederland voldoende was onderbouwd.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangegeven, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.10183

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Jhingoer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.A.M. Janssen).

Procesverloop

In het besluit van 8 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod opgelegd.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift en een aanvullend verweerschrift met bijlage ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Namibische nationaliteit te hebben.
2. Op 8 maart 2023 is eiser aangehouden door de politie omdat hij geen geldig identiteitsbewijs bij zich had. Op diezelfde dag is hij overgenomen door de vreemdelingenpolitie en in vreemdelingenbewaring gesteld omdat hij geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft en het risico bestaat dat hij zich aan het toezicht zal onttrekken. In de uitspraak van 27 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:4394, heeft deze rechtbank en zittingsplaats het daartegen door eiser ingestelde beroep ongegrond verklaard.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod opgelegd. Verweerder heeft bepaald dat eiser onmiddellijk naar Namibië moet vertrekken. Ook heeft verweerder bepaald dat de stelling van eiser dat zijn twee zoons in Nederland wonen niet maakt dat een inreisverbod achterwege moet blijven. Dat eiser na zijn vertrek enige tijd niet naar Nederland kan reizen, is namelijk het gevolg van zijn illegale verblijf in Nederland.
4. Eiser voert daartegen het volgende aan. Niet duidelijk is waarom hij terug naar Namibië zou moeten terugkeren. Eiser stelt dat hij niet terug kan naar Namibië. Ook heeft hij eerder een verblijfsvergunning in Duitsland gehad. Verweerder gaat er in het bestreden besluit volgens eiser ten onrechte vanuit dat hij zich bij binnenkomst in Nederland niet heeft gemeld en dat hij zich niet heeft gehouden aan zijn (latere) meldplicht. Ten aanzien van het inreisverbod voert eiser aan dat verweerder te weinig rekening heeft gehouden met de belangen van zijn minderjarige kinderen en met zijn recht op gezinsleven. Eiser beroept zich hierbij op artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (het recht op gezinsleven) en het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 11 maart 2021, ECLI:EU:C:2021:197 (
M.A. tegen België).
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Op 5 oktober 2022 is er ook al een terugkeerbesluit aan eiser opgelegd. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat dit terugkeerbesluit niet meer geldig is. Ter zitting heeft verweerder dat ook onderkend. Dit brengt met zich dat het bestreden besluit, voor zover dat een terugkeerbesluit is, geen nieuwe rechtsgevolgen in het leven roept. Het bestreden besluit is in zoverre niet aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank is daarom in zoverre niet bevoegd om van het beroep kennis te nemen. Dat betekent dat de beroepsgronden hierover niet besproken hoeven te worden.
6. Bij het opleggen van het inreisverbod heeft verweerder eisers stelling dat zijn twee zonen in Nederland wonen al meegewogen. In de hiervoor genoemde uitspraak van 27 maart 2023 heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser toen niet met stukken kon onderbouwen dat er daadwerkelijk twee kinderen van hem in Hengelo verblijven. In deze zaak heeft eiser dat nog steeds niet gedaan. Ook heeft eiser niet nader toegelicht hoe hij zijn gestelde gezinsleven met zijn zoons precies invult. Verweerder heeft daarom niet van het opleggen van het inreisverbod hoeven afzien.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep voor zover dat is gericht tegen het terugkeerbesluit;
 verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.