ECLI:NL:RBDHA:2023:8848
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van inburgeringsvereiste en bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Marokkaanse vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als verblijfsdoel 'familie en gezin', maar deze aanvraag werd op 8 april 2022 afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 11 november 2022 ongegrond verklaard, waarna eiseres beroep instelde. De rechtbank heeft de zaak op 30 maart 2023 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en de referent ook aanwezig was.
De rechtbank overwoog dat eiseres niet voldeed aan het inburgeringsvereiste, aangezien zij het inburgeringsexamen niet had gehaald en niet in aanmerking kwam voor vrijstelling. Eiseres voerde aan dat er bijzondere individuele omstandigheden waren die ontheffing van het inburgeringsvereiste rechtvaardigden, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende had gemotiveerd waarom eiseres het examen moest afleggen. De rechtbank concludeerde dat er geen objectieve belemmeringen waren die het voor eiseres onmogelijk maakten om het examen af te leggen.
De rechtbank oordeelde dat de belangenafweging van verweerder, waarbij het belang van de Nederlandse overheid werd afgewogen tegen het persoonlijk belang van eiseres, evenwichtig was. Eiseres had nooit een verblijfsvergunning in Nederland gehad en er was geen objectieve belemmering voor haar om het gezinsleven in Marokko voort te zetten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de aanvraag af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.