ECLI:NL:RBDHA:2023:8998

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
NL23.16559
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Boerlage - van den Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke procedure met betrekking tot uitzetting naar Marokko

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juni 2023 uitspraak gedaan in een procedure over de maatregel van bewaring van een vreemdeling van Marokkaanse nationaliteit. De eiser had op 3 maart 2023 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 16 juni 2023, waarbij de eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de verweerder zich wel liet vertegenwoordigen. De rechtbank heeft zich in deze uitspraak beperkt tot de vraag of de eiser recht heeft op schadevergoeding, nu de maatregel van bewaring op 14 juni 2023 was opgeheven.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 4 mei 2023. De eiser stelde dat na het verstrijken van de zesmaandentermijn een verzwaarde belangenafweging gemaakt moest worden, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende voortvarend had gehandeld en dat er zicht op uitzetting was. De rechtbank concludeerde dat er geen onrechtmatigheid was in het voortduren van de maatregel van bewaring en dat het beroep van de eiser ongegrond was. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.16559

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. R.M. Seth Paul),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Procesverloop

Verweerder heeft op 3 maart 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Op 14 juni 2023 heeft verweerder de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 16 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw 2000 kan de rechtbank indien de bewaring als is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 8 mei 2023 (in de zaak NL23.11984) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 4 mei 2023 de maatregel van bewaring rechtmatig is.
Voortvarendheid en zicht op uitzetting
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder, na het verstrijken van de zesmaandentermijn, een verzwaarde belangenafweging dient te maken. Alhoewel dit is gebeurd bij overschrijding van de zesmaandentermijn, gaan volgens eiser zijn belangen zwaarder wegen naarmate de bewaring na deze zesmaandentermijn voortduurt. Hieruit volgt volgens eiser dat verweerder in zijn kenbare belangenafweging ook steeds zwaardere belangen naar voren moet brengen om voortzetting van de bewaring te kunnen rechtvaardigen. Uit de voortgangsrapportage blijkt niet dat verweerder na de verzwaarde belangenafweging van 20 maart 2023 een "zwaardere" belangenafweging heeft gemaakt dan verweerder eerder heeft gemaakt. Eiser meent dat verweerder zich, vanwege de zwaardere belangen aan de zijde van eiser vanwege het voortduren van de maatregel, niet meer kan beroepen op dezelfde belangenafweging die verweerder meer dan drie maanden geleden heeft gemaakt. Verweerder heeft derhalve verzuimd om een recente verzwaarde belangenafweging te maken, waardoor eisers bewaring inmiddels onrechtmatig is geworden. Eiser verwijst in het kader van de kenbaarheid van de belangenafweging naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:292.
3.1.
Verweerder heeft ter zitting uiteengezet wat de achtergrond van deze verzwaarde belangenafweging is. Volgens verweerder is deze termijn van zes maanden gebaseerd op oude jurisprudentie en is de praktijk van een verzwaarde belangenafweging na zes maanden bewaring - alhoewel de Vreemdelingenwet 2000 allerlei nieuwe regels heeft geïntroduceerd - altijd gebleven. Verweerder erkent dat naarmate de bewaring voortduurt, de belangen van eiser zwaarder gaan wegen. Dit betekent volgens verweerder echter niet dat de belangenafweging die na zes maanden bewaring is gemaakt na zeven of acht maanden niet meer toereikend is. Verweerder stelt bovendien dat de gemaakte belangenafweging eerder is getoetst en dat indien de vreemdeling niet meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit, dit op zich al voldoende is om de vreemdeling langer vast te houden.
3.2.
De rechtbank overweegt dat ze de verzwaarde belangenafweging al eens heeft getoetst, namelijk in de uitspraak van 8 mei 2023. Er bestaat geen aanleiding om op dit moment deze toets over te doen.
3.3.
De rechtbank overweegt bovendien dat verweerder sinds het sluiten van het onderzoek voortvarend heeft gehandeld. Er is op 16 mei 2023 en op 6 juni 2023 een vertrekgesprek gevoerd met eiser. Ook is er op 17 mei 2023 door verweerder gerappelleerd op de laissez passer (lp)-aanvraag, is er een presentatie van eiser aan de Marokkaanse autoriteiten gepland op 9 mei 2023 en heeft verweerder op 22 mei 2023 en op 24 mei 2023 geïnformeerd bij de consulaten van Marokko in Den Bosch en Amsterdam over de status en het afhalen van de lp. Deze lp is op 5 juni 2023 ontvangen waarna is overgegaan tot het boeken van een vlucht voor eiser. Eiser is op 13 juni 2023 uitgezet. De rechtbank is van oordeel dat er tot aan de opheffing van de maatregel voldoende zicht op uitzetting was. Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het voortduren van de bewaring sinds het sluiten van het vorige onderzoek tot het opheffen van de maatregel niet onrechtmatig was.
Conclusie
4. Concluderend is de rechtbank niet gebleken dat een - uit het Unierecht voortvloeiende - voorwaarde voor de rechtmatigheid voor het voortduren van de opgelegde bewaringsmaatregel niet is nageleefd. Hetgeen namens eiser verder naar voren is gebracht, geeft ook geen aanleiding om thans de voortduring van de bewaring onrechtmatig te achten.
5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.