Op 21 juni 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij een verzoeker uit Sri Lanka een voorlopige voorziening heeft aangevraagd. De verzoeker, die onder de reikwijdte van prejudiciële vragen valt die eerder zijn gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU), heeft een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de antwoorden van het HvJEU op de prejudiciële vragen relevant zijn voor de beoordeling van de zaak van de verzoeker. Daarom heeft de rechtbank besloten om de behandeling van het beroep aan te houden en het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit betekent dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat de verzoeker niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het beroep.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, die zijn vastgesteld op € 1.674,00. De uitspraak is openbaar gemaakt op 21 juni 2023 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.