In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 20 juni 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eiseres had de mvv aangevraagd om als gezinslid bij haar zoon in Nederland te verblijven, onder verwijzing naar artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag eerder buiten behandeling gesteld en het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 25 april 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van eiseres en de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, maar dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar zoon, wat een voorwaarde is voor het aannemen van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM. De rechtbank wijst op de culturele context waarin de relatie zich afspeelt en concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat de hulp die eiseres van haar zoon ontvangt, als normaal kan worden beschouwd in hun relatie.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het de proceskosten in bezwaar betreft en kent eiseres een proceskostenvergoeding toe van €1.194,-. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten in beroep ter hoogte van €1.674,-. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging door de staatssecretaris, waarbij de omstandigheden ten tijde van het besluit in aanmerking moeten worden genomen.