ECLI:NL:RBDHA:2023:9158
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kostendelersnorm bij bijstandsuitkering en de rol van commerciële huurrelaties
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Westland over de toepassing van de kostendelersnorm bij de toekenning van een bijstandsuitkering. Eiser had op 11 juni 2021 een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw). In het primaire besluit van 15 juli 2021 werd eiser een bijstandsuitkering toegekend, maar met toepassing van de kostendelersnorm, omdat hij bij zijn zus en zwager woonde. Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat er sprake was van een commerciële huurrelatie, waardoor de kostendelersnorm niet van toepassing zou zijn.
De rechtbank oordeelde dat de verweerder terecht de kostendelersnorm had toegepast, omdat eiser niet had aangetoond dat er een commerciële huurprijs was betaald. De rechtbank benadrukte dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor de toepassing van de kostendelersnorm was voldaan, op het bijstandverlenend orgaan rustte. Aangezien eiser bij zijn zus en zwager woonde, was de vraag of er een commerciële huurprijs was, niet meer relevant. De rechtbank concludeerde dat de kostendelersnorm van toepassing was, ongeacht de redenen waarom eiser bij zijn zus en zwager woonde.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat hij geen recht had op terugbetaling van het griffierecht of vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.