ECLI:NL:RBDHA:2023:9181
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 27 juni 2023, wordt het beroep van een Tunesische eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag buiten behandeling gesteld op basis van de Dublinverordening, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft gehandeld. De eiser had niet aannemelijk gemaakt dat er geen sprake kon zijn van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat Duitsland als veilig land wordt beschouwd voor asielzoekers.
De rechtbank wijst erop dat het aan de eiser is om concrete informatie te verstrekken die aantoont dat de asielprocedure in Duitsland niet voldoet aan de vereisten van de Europese richtlijnen. De eiser stelde dat hij in Duitsland geen recht had op gefinancierde rechtsbijstand en dat hij geen toegang had tot tolk- en vertaaldiensten, maar de rechtbank oordeelt dat deze stellingen onvoldoende onderbouwd zijn. De rechtbank concludeert dat Duitsland zich aan zijn verplichtingen houdt en dat de eiser geen reëel risico loopt op indirect refoulement.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de staatssecretaris om de aanvraag niet in behandeling te nemen. De eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na bekendmaking.