ECLI:NL:RBDHA:2023:9186
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel na vertrek met onbekende bestemming
Op 27 juni 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser van Marokkaanse nationaliteit die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 7 juni 2023 met onbekende bestemming is vertrokken en dat er geen contact meer is met zijn gemachtigde. Dit leidde tot de vraag of eiser nog procesbelang had bij het beroep. De rechtbank heeft, verwijzend naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, geconcludeerd dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Hierdoor heeft hij geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
Gelet op deze omstandigheden heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Vegter, griffier, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.