Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopBij besluit van 17 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Overwegingen
wordtgesteld als onvoldoende informatie is verstrekt. De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom aanleiding bestaat om in voorkomende gevallen van het beleid af te wijken en de aanvraag kennelijk ongegrond te verklaren. Daartoe overweegt de rechtbank dat verweerder in het verweerschrift uitgebreid is ingegaan op de achtergronden van deze beleidskeuze waarover, zo begrijpt de rechtbank, ook de Tweede kamer is geïnformeerd. Verder overweegt de rechtbank dat artikel 30b, eerste lid, onder a, van de Vw 2000 verweerder ook de bevoegdheid geeft om een aanvraag af te wijzen als kennelijk ongegrond indien alleen aangelegenheden aan de orde zijn gesteld die niet ter zake doen met betrekking tot de vraag of de vreemdeling in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat, gelet op de motivering van verweerder, geen grond voor het oordeel dat de nieuwe werkwijze de grenzen van een redelijke beleidsbepaling overschrijdt. De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat eisers gemachtigde ter zitting heeft aangegeven de nieuwe werkwijze van verweerder te begrijpen.