ECLI:NL:RBDHA:2023:9255

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
NL23.3636
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft eiseres, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig was en het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. Eiseres heeft betwist dat de beslistermijn geldig was verlengd door verweerder met de WBV 2022/22 en heeft verzocht om het beroep gegrond te verklaren en verweerder te verplichten alsnog een besluit te nemen.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de ingebrekestelling van eiseres te vroeg was ingediend, omdat de beslistermijn door de WBV 2022/22 met negen maanden was verlengd. Dit betekent dat verweerder uiterlijk op 28 juli 2023 op de aanvraag moest beslissen. De rechtbank heeft verwezen naar een eerdere uitspraak van 24 maart 2023, waarin werd vastgesteld dat verweerder voldoende aannemelijk had gemaakt dat er een situatie was die de verlenging van de beslistermijn rechtvaardigde.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet was voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra en is op 9 mei 2023 openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.3636
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. F. Engelbertink),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.
3. Eiseres betwist dat zich een situatie voordoet als bedoelt in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiseres vindt daarom dat verweerder met de WBV 2022/221 de beslistermijn niet geldig heeft verlengd en dat zij verweerder niet prematuur in gebreke heeft gesteld. Eiseres verzoekt de rechtbank het beroep gegrond te verklaren, verweerder op te dragen alsnog een besluit te nemen en hier een rechterlijke dwangsom aan te verbinden.
4. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De rechtbank verwijst voor de motivering naar de uitspraak van de deze rechtbank van 24 maart 2023.2 Hierin heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2022/22 sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 42,
1. Staatscourant van 26 september 2022, nr. 25755.
vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiseres heeft op 28 april 2022 haar asielaanvraag ingediend. De asielaanvraag van eiseres valt dus onder het toepassingsbereik van de WBV 2022/22. Dit betekent dat de beslistermijn in haar zaak met negen maanden is verlengd en verweerder uiterlijk op 28 juli 2023 op de aanvraag moet beslissen. De ingebrekestelling van 12 januari 2023 is hierdoor te vroeg ingediend. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
5. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
Conclusie en gevolgen
6. Het beroep is niet ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van N. Khalloufi, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
09 mei 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.