ECLI:NL:RBDHA:2023:9257
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening van gronden
Op 28 juni 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak NL23.14031, waarin eisers beroep hebben ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eisers stelden dat de staatssecretaris niet tijdig had beslist op hun aanvraag van 9 februari 2022 voor machtigingen tot voorlopig verblijf in het kader van 'nareis asiel'. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers op 9 mei 2023 beroep hebben ingesteld, maar dat het beroepschrift niet voldeed aan de wettelijke vereisten omdat er geen gronden waren ingediend. De rechtbank heeft eisers de gelegenheid gegeven om de gronden uiterlijk op 7 juni 2023 in te dienen, maar op 8 juni 2023 bleek dat deze gronden te laat waren ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overschrijding van de termijn in beginsel leidt tot niet-ontvankelijkheid van het beroep, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op deze regel rechtvaardigden. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en eisers kregen geen vergoeding van hun proceskosten.
De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De termijn voor het indienen van een hogerberoepschrift bedraagt vier weken na verzending van de uitspraak. Indien er sprake is van spoed, kan een voorlopige voorziening worden aangevraagd.