ECLI:NL:RBDHA:2023:9273
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Iraanse nationaliteit, op 17 mei 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, en heeft op 23 december 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft zijn aanvraag op 17 mei 2022 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 17 november 2022. Echter, de staatssecretaris heeft de beslistermijn met negen maanden verlengd op basis van het WBV 2022/22, wat door de rechtbank als rechtsgeldig wordt beschouwd. Hierdoor eindigt de beslistermijn op 17 augustus 2023.
De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van 29 november 2022 prematuur is ingediend, aangezien de beslistermijn nog niet was verstreken. Het beroep voldoet daarom niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.