ECLI:NL:RBDHA:2023:9274
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiser, geboren op een onbekende datum en van Syrische nationaliteit, op 3 juni 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, en heeft op 17 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De Staatssecretaris heeft eiser op 2 december 2022 geïnformeerd over de verlenging van de beslistermijn in verband met de inwerkingtreding van het WBV 2022/22.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser heeft zijn aanvraag op 3 juni 2022 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden zou op 3 december 2022 eindigen. Echter, de Staatssecretaris heeft de beslistermijn met negen maanden verlengd vanwege een groot aantal aanvragen, wat rechtsgeldig is. De rechtbank concludeert dat de beslistermijn eindigt op 3 september 2023, waardoor de ingebrekestelling van 2 januari 2023 prematuur is ingediend.
Gelet op deze overwegingen verklaart de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.