In deze zaak heeft eiseres op 14 juni 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent in het kader van nareis. Eiseres heeft op 27 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Op 14 februari 2023 heeft zij opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De Staatssecretaris heeft op 3 mei 2023 de aanvraag van eiseres alsnog ingewilligd. De rechtbank heeft eiseres op 16 mei 2023 verzocht om te bevestigen of de inwilligende beslissing aanleiding is om het beroep in te trekken, maar eiseres heeft hierop niet gereageerd, waardoor de rechtbank concludeert dat het beroep wordt gehandhaafd.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat eiseres op 27 januari 2023 haar beroep heeft ingesteld voordat de vereiste termijn van veertien dagen was verstreken. Dit beroep wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep van 14 februari 2023 is ingediend nadat de beslistermijn was verstreken en na een geldige ingebrekestelling. De rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is om te bepalen dat verweerder alsnog een besluit moet nemen, en verklaart ook dit beroep niet-ontvankelijk.
De rechtbank veroordeelt de Staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van €418,50, maar omdat eiseres is vrijgesteld van griffierecht, hoeft verweerder dit niet te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.