ECLI:NL:RBDHA:2023:9307

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
NL23.4740
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareis

In deze zaak heeft eiseres op 14 juni 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent in het kader van nareis. Eiseres heeft op 27 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Op 14 februari 2023 heeft zij opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De Staatssecretaris heeft op 3 mei 2023 de aanvraag van eiseres alsnog ingewilligd. De rechtbank heeft eiseres op 16 mei 2023 verzocht om te bevestigen of de inwilligende beslissing aanleiding is om het beroep in te trekken, maar eiseres heeft hierop niet gereageerd, waardoor de rechtbank concludeert dat het beroep wordt gehandhaafd.

De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat eiseres op 27 januari 2023 haar beroep heeft ingesteld voordat de vereiste termijn van veertien dagen was verstreken. Dit beroep wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep van 14 februari 2023 is ingediend nadat de beslistermijn was verstreken en na een geldige ingebrekestelling. De rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is om te bepalen dat verweerder alsnog een besluit moet nemen, en verklaart ook dit beroep niet-ontvankelijk.

De rechtbank veroordeelt de Staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van €418,50, maar omdat eiseres is vrijgesteld van griffierecht, hoeft verweerder dit niet te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.4740

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [v-nummer]
mede namens haar minderjarige kinderen:
[naam],
geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [v-nummer]

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [v-nummer]

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [v-nummer]

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [v-nummer]
allen van Syrische nationaliteit
(gemachtigde: mr. P.L.E.M. Krauth),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 14 juni 2022 een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referent) in het kader van nareis.
Eiseres heeft op 27 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Op 14 februari 2023 heeft zij wederom beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Verweerder heeft in het besluit van 3 mei 2023 (alsnog) de aanvraag van eisers ingewilligd. De rechtbank heeft bij brief van 16 mei 2023 eiseres verzocht binnen twee weken de rechtbank te informeren of de inwilligende beslissing aanleiding is om het beroep in te trekken. Eisers heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank leidt daaruit af dat het beroep wordt gehandhaafd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Verweerder moet uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen op grond van artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder heeft deze termijn bij brief van 1 juli 2022 met drie maanden verlengd.
5. Eiseres stelt dat zij verweerder bij brief van 21 december 2022 in gebreke heeft gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. In het verweerschrift geeft verweerder echter aan pas op 27 januari 2023 op de hoogte te zijn gesteld van de ingebrekestelling. Uit het dossier blijkt niet dat de ingebrekestelling daadwerkelijk op 21 december 2022 is verstuurd dan wel door verweerder is ontvangen. Aangenomen moet dus worden dat verweerder pas op 27 januari 2023 in gebreke is gesteld. Het beroepschrift, dat dateert 27 januari 2023 is daarmee ingesteld voor het verstrijken van de vereiste termijn veertien dagen. Het beroep van 27 januari 2023 is daarmee niet-ontvankelijk.
6. Op 14 februari 2023 is door eiseres nog een beroepschrift ingediend. Op dat moment was de beslistermijn verstreken, had eiseres verweerder rechtsgeldig in gebreke gesteld en waren sindsdien meer dan twee weken verstreken. Op 3 mei 2023 heeft verweerder echter alsnog een besluit genomen op de aanvraag van eiseres. Gelet hierop is er voor de rechtbank geen aanleiding om conform artikel 8:55d, van de Awb te bepalen dat verweerder alsnog een besluit op het verzoek dient te nemen. Het beroep van 14 februari 2023 is daarom, voor zover het zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk.
7. Niet in geschil is dat verweerder niet tijdig op de mvv-aanvraag heeft beslist, dat eiser vervolgens een geldige ingebrekestelling heeft verstuurd en dat verweerder uiteindelijk pas na het instellen van het onderhavige beroep een besluit heeft genomen. De rechtbank veroordeelt verweerder daarom in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).
8. Omdat eiseres is vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen, hoeft verweerder dit niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen van 27 januari 2023 en 14 februari, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van €418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van N.G. Fuller, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden