ECLI:NL:RBDHA:2023:934

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
22/2955
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en de weigeringsgronden voor concurrentiegevoelige informatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiseres, Stichting Connekt, heeft verzocht om openbaarmaking van documenten die betrekking hebben op ronde tafelgesprekken en contactgegevens tussen het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en Connekt ITS Nederland, met een verzoek dat teruggaat tot 2001. Verweerder, de minister van Infrastructuur en Waterstaat, heeft in de bezwaarfase 31 documenten gevonden die onder het Wob-verzoek vallen, maar heeft besloten deze documenten gedeeltelijk niet openbaar te maken vanwege de bescherming van persoonsgegevens en de vrees voor concurrentiegevoelige informatie.

Eiseres heeft zich verzet tegen de openbaarmaking en heeft aangevoerd dat de documenten vertrouwelijke, financiële bedrijfsinformatie bevatten die onder de weigeringsgronden van artikel 10 van de Wob vallen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de documenten concurrentiegevoelige wetenswaardigheden bevatten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de documenten een bestuurlijke aangelegenheid betreffen en dat de stelling van eiseres dat de documenten toevallig bij verweerder zijn terechtgekomen, niet is onderbouwd.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en bepaald dat de documenten openbaar moeten worden gemaakt, met uitzondering van de persoonsgegevens. Tevens heeft de rechtbank verweerder opgedragen om de proceskosten van eiseres te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2955
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 februari 2023 in de zaak tussen
Stichting Connekt, uit Delft, eiseres
(gemachtigde: mr. A.P. IJkelenstam),
en
de minister van Infrastructuur en Waterstaat, verweerder
(gemachtigde: mr. S.H. Nienhuis).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen
: [derde-partij]uit [woonplaats]
(gemachtigde: mr. D.J. van Dam).
Procesverloop
Bij besluit van 12 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), dat derde-partij (hierna: verzoeker) heeft ingediend, afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit een bezwaarschrift ingediend.
Bij besluit van 26 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker gegrond verklaard voor zover dat erop ziet dat er additionele documenten zijn die onder het Wob-verzoek vallen. Verweerder heeft het primaire besluit herroepen en aangegeven dat de aangetroffen documenten deels openbaar zullen worden gemaakt. Daarbij heeft verweerder de feitelijke openbaarmaking van de documenten uitgesteld in verband met het eventueel aanwenden van een rechtsmiddel tegen het bestreden besluit.
Eiseres, een belanghebbende bij het bestreden besluit, heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend. Verweerder heeft voor een deel van de stukken de rechtbank verzocht om toepassing te geven aan artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft bij beslissing van 28 juni 2022 dit verzoek gedeeltelijk toegewezen.
Verweerder heeft hierop een reactie ingediend.
Verweerder heeft een aanvullend verweerschrift ingediend.
De verzoeker heeft zich bij de rechtbank bij brief van 21 september 2022 (ontvangen op
26 september 2022) als belanghebbende gesteld.
Verweerder heeft opnieuw een verzoek om toepassing van artikel 8:29, eerste lid, van de Awb gedaan. De rechtbank heeft bij beslissing van 25 november 2022 dit verzoekt toegewezen. De verzoeker heeft de rechtbank toestemming verleend als bedoel in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb om kennis te nemen van de niet openbaar gemaakte stukken.
De rechtbank heeft het beroep op 22 december 2022 met behulp van een videoverbinding op zitting behandeld. Voor eiseres zijn verschenen [A], [B] en de gemachtigde van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde alsook door drs. [C] en [D]. De derde-partij en zijn gemachtigde zijn ook verschenen.
Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
1. Verweerder is verzocht om openbaarmaking van documenten op grond van de Wob, aangaande ronde tafelgesprekken en contactgegevens tussen het ministerie en Connekt ITS Nederland in de periode van 1 januari 2001 tot en met 30 april 2013.
2. Verweerder heeft in de bezwaarfase 31 documenten gevonden, die onder het Wob-verzoek vallen. Verweerder wil deze documenten openbaar maken met uitzondering van daarin voorkomende persoonsgegevens [1] . Voor het overige handhaaft verweerder het primaire besluit.
3. Eiseres verzet zich tegen de openbaarmaking van de documenten. Eiseres vindt dat verweerder toepassing dient te geven aan de weigeringsgronden van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob en artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob.
Wat stellen partijen in beroep?
4.1. Eiseres voert aan dat een aantal van de 31 documenten geen bestuurlijke aangelegenheid betreft. [2] De bedoelde documenten zijn toevallig bij verweerder terecht gekomen en berusten daarom niet bij het bestuursorgaan in de zin van de Wob. [3] De Wob is dus op dat aantal documenten niet van toepassing. Voor zover deze documenten wel een bestuurlijke aangelegenheid betreffen, is de weigeringsgrond van artikel 10, eerste lid, onder c, van de Wob van toepassing.
4.2. Een ander aantal documenten bevat vertrouwelijke, financiële bedrijfsinformatie, waarvan de openbaarmaking op grond van artikel 10, eerste lid, onder c, en artikel 10, tweede lid, onder g, van de Wob geweigerd moet worden.
4.2.1. Een aantal van deze documenten betreft offertes van eiseres. De openbaarmaking daarvan zou ertoe leiden dat de concurrenten van eiseres inzage zullen krijgen in de financiële bedrijfsvoering van eiseres. Hoewel de gegevens waarop het Wob-verzoek ziet al wat ouder zijn, is de wijze van offereren en de wijze van contracteren door eiseres, niet wezenlijk veranderd. De financiële gegevens zijn dus nog actueel en de concurrenten van eiseres kunnen daarmee hun voordeel doen. [4] Dit zal tot onevenredige benadeling van eiseres leiden.
4.3. In één van de documenten is een aantal namen van personen ten onrechte niet onleesbaar gemaakt door verweerder. Dit zou nog hersteld moeten worden vanwege de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene personen.
5.1. Verweerder stelt dat de documenten een bestuurlijke aangelegenheid van zijn ministerie betreffen. De documenten zijn niet toevallig of onbedoeld bij zijn ministerie terecht gekomen.
5.2. Eiseres heeft niet per document toegelicht waarom tien jaar oude gegevens nog steeds actualisatiewaarde zouden hebben en als concurrentiegevoelige informatie zouden moeten worden aangemerkt. De enkele omstandigheid dat de wijze van offereren thans nog steeds dezelfde is, is daartoe onvoldoende. Evenmin heeft eiseres aannemelijk gemaakt dat de openbaarmaking leidt tot onevenredige benadeling voor eiseres dan wel tot onevenredige bevoordeling van haar concurrenten.
5.3. Bij de openbaarmaking zal verweerder ervoor zorgen dat de namen van personen in het door eiseres bedoelde document alsnog onleesbaar zullen worden gemaakt. Alle documenten zijn nogmaals gecontroleerd en is geconstateerd dat nog in twee andere documenten enkele namen per abuis niet zijn gelakt. Bij de openbaarmaking zullen deze namen alsnog worden gelakt.
Wat zijn de regels?
6. De regels zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
7. Na kennis te hebben genomen van de onder geheimhouding overgelegde stukken, is de rechtbank van oordeel dat het beroep ongegrond is.

Bestuurlijke aangelegenheid

7.1.
De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat een aantal van de 31 documenten geen bestuurlijke aangelegenheid betreft. Het gaat hier onder andere om stukken die betrekking hebben op een evaluatie van activiteiten op het gebied van verkeer en vervoer, die eiseres in opdracht van Rijkswaterstaat heeft verricht en om bestuursstukken inzake bestuursvergaderingen, waarin melding wordt gedaan van de stand van zaken inzake verschillende activiteiten en de strategie op het gebied van verkeer en vervoer alsmede financiële verantwoording. De stukken bevinden zich feitelijk bij verweerder en kunnen aanleiding geven tot het vormen van beleid. Dit is op zich voldoende voor het oordeel dat de stukken een beleidsaangelegenheid van verweerder betreffen. [5]
Dat de stukken onbedoeld bij verweerder terecht zijn gekomen, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt. De niet nader onderbouwde stelling van eiseres, dat de betreffende stukken door medewerkers van verweerder op persoonlijke titel zijn ontvangen omdat deze medewerkers destijds in het bestuur van Connekt zaten, volstaat hiertoe niet. Verweerder heeft toegelicht dat de stukken zijn gearchiveerd in het archiefsysteem van zijn ministerie. Hiervoor zijn handelingen verricht door een daartoe bevoegde medewerker. Het is daarom niet aannemelijk dat de stukken niet vanwege een bestuurlijke aangelegenheid van verweerder, in het archiefsysteem van verweerder terecht zijn gekomen.

Bedrijfs- en fabricagegegevens

7.2.
De rechtbank is niet gebleken dat de documenten waarop het beroep van eiseres op artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob ziet, bedrijfs- en fabricagegegevens bevatten als bedoeld in de rechtspraak [6] van de hoogste bestuursrechter. Het gaat in de betreffende stukken om onder meer financiële gegevens van nagenoeg of ruim tien jaar geleden. Eiseres heeft niet per document gespecificeerd waarom de financiële gegevens nu nog zo actueel zijn dat bij openbaarmaking hieruit wetenswaardigheden kunnen worden afgeleid over de bedrijfsvoering van eiseres. De stelling van eiseres dat uit de documenten inzicht kan worden verkregen in de wijze van opereren, de opbouw van de tarieven en de kostenstructuur, heeft verweerder terecht als algemeen aangemerkt. Dit geldt ook voor de stelling dat de wijze van offereren thans nog steeds dezelfde is. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de betreffende informatie dusdanig specifieke gegevens bevat dat hieruit concurrentiegevoelige wetenswaardigheden kunnen worden afgeleid.

Onevenredige benadeling

7.3.
Nu niet aannemelijk is gemaakt dat uit de documenten concurrentiegevoelige wetenswaardigheden kunnen worden afgeleid, heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat openbaarmaking van de concrete gegevens leidt tot onevenredige benadeling voor eiseres dan wel tot onevenredige bevoordeling van concurrenten.

Bescherming persoonlijke levenssfeer

7.4.
De rechtbank stelt vast dat met betrekking tot de toepassing van deze weigeringsgrond geen geschil (meer) tussen partijen bestaat. Omdat verweerder in beroep heeft aangegeven dat in een aantal documenten namen van personen per abuis niet zijn weggelakt, is in zoverre sprake van een gebrek aan het bestreden besluit. Nu verweerder heeft toegezegd dat de betreffende namen alsnog onleesbaar zullen worden gemaakt bij de openbaarmaking van de stukken, ziet de rechtbank aanleiding het gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat verweerder de voornoemde 31 documenten, waarvan een aantal met bijlagen, openbaar moet maken.
9. De rechtbank ziet ambtshalve aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb een voorziening te treffen, inhoudend dat openbaarmaking niet eerder mag geschieden dan na twee weken na de datum van verzending van deze uitspraak, zodat eiseres de gelegenheid krijgt een rechtsmiddel tegen de uitspraak in te stellen.
10. Omdat de rechtbank artikel 6:22 van de Awb toepast, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres de door haar gemaakte proceskosten moet vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 837,- en wegingsfactor 1). De rechtbank bepaalt tevens dat verweerder het betaalde griffierecht aan eiseres moet vergoeden.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- treft met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb een voorziening inhoudende
dat niet eerder tot openbaarmaking zal worden overgegaan dan twee weken na de datum
van de verzending van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
BIJLAGE
Wet openbaarheid van bestuur (Wob)
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. document: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat;
b. bestuurlijke aangelegenheid: een aangelegenheid die betrekking heeft op beleid van een bestuursorgaan, daaronder begrepen de voorbereiding en de uitvoering ervan.
(…).
Artikel 10
1. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:
(…)
c. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;
(…)
2. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
(…)
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
(…)
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
(…).

Voetnoten

1.Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob.
2.Eiseres verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 17 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:556.
3.ABRvS 6 augustus 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AI0786.
4.ABRvS 23 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3976.
5.Vergelijk ABRvS 16 december 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BK6722, r.o. 2.5.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1734,