7.4.De rechtbank stelt vast dat met betrekking tot de toepassing van deze weigeringsgrond geen geschil (meer) tussen partijen bestaat. Omdat verweerder in beroep heeft aangegeven dat in een aantal documenten namen van personen per abuis niet zijn weggelakt, is in zoverre sprake van een gebrek aan het bestreden besluit. Nu verweerder heeft toegezegd dat de betreffende namen alsnog onleesbaar zullen worden gemaakt bij de openbaarmaking van de stukken, ziet de rechtbank aanleiding het gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb.
8. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat verweerder de voornoemde 31 documenten, waarvan een aantal met bijlagen, openbaar moet maken.
9. De rechtbank ziet ambtshalve aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb een voorziening te treffen, inhoudend dat openbaarmaking niet eerder mag geschieden dan na twee weken na de datum van verzending van deze uitspraak, zodat eiseres de gelegenheid krijgt een rechtsmiddel tegen de uitspraak in te stellen.
10. Omdat de rechtbank artikel 6:22 van de Awb toepast, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres de door haar gemaakte proceskosten moet vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 837,- en wegingsfactor 1). De rechtbank bepaalt tevens dat verweerder het betaalde griffierecht aan eiseres moet vergoeden.
- verklaart het beroep ongegrond;
- treft met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb een voorziening inhoudende
dat niet eerder tot openbaarmaking zal worden overgegaan dan twee weken na de datum
van de verzending van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Wet openbaarheid van bestuur (Wob)
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. document: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat;
b. bestuurlijke aangelegenheid: een aangelegenheid die betrekking heeft op beleid van een bestuursorgaan, daaronder begrepen de voorbereiding en de uitvoering ervan.
(…).
1. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:
(…)
c. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;
(…)
2. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
(…)
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
(…)
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
(…).