ECLI:NL:RBDHA:2023:936

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
BestandNL22.7823
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering verlening MVV aan Eritrese eiseres op basis van onvoldoende identiteit en familierechtelijke relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een Eritrese eiseres en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had bezwaar gemaakt tegen de weigering van de staatssecretaris om haar een machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) te verlenen. De rechtbank heeft het beroep van de eiseres ongegrond verklaard, omdat zij haar identiteit niet aannemelijk heeft gemaakt. De eiseres, geboren in 1995, had een aanvraag ingediend voor een MVV in het kader van nareis door haar broer, die als referent fungeerde. De staatssecretaris had eerder de aanvraag afgewezen en het bezwaar van de eiseres ongegrond verklaard, omdat de gestelde familierechtelijke relatie niet kon worden vastgesteld door gebrek aan bewijs van identiteit.

Tijdens de zitting op 25 november 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij zowel de eiseres als de staatssecretaris zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden. De rechtbank heeft overwogen dat de eiseres niet voldoende bewijs had geleverd om haar identiteit aan te tonen, ondanks dat een bewonerspas als 'echt' was bevonden door Bureau Documenten. De rechtbank concludeerde dat de tegenstrijdigheden in de verklaringen van de eiseres en haar referent niet konden worden verklaard door miscommunicatie of analfabetisme van de moeder van de eiseres. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat de familierechtelijke relatie met de referent bestond.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de staatssecretaris in nareiszaken een integrale beoordeling moet maken van alle overgelegde documenten en verklaringen, maar dat in dit geval de eiseres niet aan de eisen voldeed. De rechtbank heeft de proceskosten van de eiseres vastgesteld op € 418,50, omdat zij deze kosten redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen. De uitspraak is openbaar gemaakt en de eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.7823

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], eiseres,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.W.M. van de Wouw),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 30 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de weigering om haar een mvv te verlenen ongegrond verklaard. [1]
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 25 november 2022 op zitting behandeld. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Tevens waren ter zitting aanwezig [naam referent] (referent) en G. Ogbamichael (tolk).

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren in 1995 en de Eritrese nationaliteit te hebben. Op 16 juni 2021 is namens haar een aanvraag ingediend om verlening van een mvv in het kader van nareis door referent, die stelt de broer van eiseres te zijn. Op 12 augustus 2021 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen (het primaire besluit). Op 3 mei 2022 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op haar bezwaar.
2. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder overwogen dat eiseres haar identiteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Hierdoor is de gestelde familierechtelijke relatie tussen eiseres en referent niet vast komen te staan.
3. Op wat eiseres daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Beroep niet tijdig beslissen
4. Verweerder heeft met het bestreden besluit alsnog op het bezwaar van eiseres beslist. Dat besluit zal hierna worden beoordeeld. De rechtbank is niet gebleken dat eiseres een belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar eerdere beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Dat beroep is daarom niet-ontvankelijk.
Identiteit
5. Eiseres voert aan dat met betrekking tot haar identiteit de bewonerspas als uitgangspunt dient te worden genomen, nu die als ‘echt’ is bevonden door Bureau Documenten. Eiseres stelt dat de verschillende verklaringen van referent en haar moeder in het identificerend gehoor voortkomen uit miscommunicatie. Referent zou namelijk in de veronderstelling zijn geweest dat de moeder de doopakte had meegenomen bij de aanvraag van een bewonerspas, omdat dit een document is dat gebruikt wordt om te identificeren. Echter, de moeder heeft de medische verklaring van oktober 2019 meegenomen. Nu hierop geen geboortedatum staat, is onduidelijk hoe de geboortedatum op de bewonerspas verschilt van de geboortedatum op de doopakte. Eiseres stelt dat de moeder analfabeet is en hierdoor niet goed kan inschatten wat correct is en stelt tot slot dat de verwarring ook kan zijn ontstaan door het gebruik van de Ge’ez-kalender.
6. Uit de Afdelingsuitspraak van 26 januari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:245) volgt dat de staatssecretaris in nareiszaken een integrale beoordeling moet maken van alle overgelegde documenten en/of afgelegde verklaringen tenzij een vreemdeling zijn deel van de samenwerkingsplicht overduidelijk niet is nagekomen. Hij betrekt daarbij ook alle andere relevante elementen van het desbetreffende geval. De eisen die de staatssecretaris aan het geleverde bewijs stelt, moeten evenredig zijn aan die elementen. Anders dan voorheen, geldt dat de staatssecretaris bovendien gemotiveerd moet beoordelen of een vreemdeling het voordeel van de twijfel verdient. Met name het belang van betrokken minderjarige kinderen speelt hierbij een belangrijke rol. In Eritrese nareiszaken moet de staatssecretaris verder rekening houden met de informatie in het Algemeen Ambtsbericht Eritrea van november 2020 over de beschikbaarheid van Eritrese documenten. Zo mag hij het ontbreken van geboorteakten in beginsel niet tegenwerpen en het ontbreken van schooldocumenten alleen met een deugdelijke en specifieke motivering. Wel mag de staatssecretaris een plausibele en op de persoon toegespitste verklaring verlangen als een vreemdeling stelt helemaal geen identiteitsdocumenten te bezitten.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres met de overgelegde stukken (bewonerspas, doopakte en medische verklaring) en het identificerend gehoor haar identiteit niet heeft aangetoond. Hoewel de bewonerspas van eiseres ‘echt’ is bevonden door Bureau Documenten, heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat de waarde daarvan minder wordt als de daarin genoemde geboortedatum niet overeen komt met de geboortedatum in andere stukken die zijn overgelegd. Zo blijkt uit de bewonerspas dat eiseres zou zijn geboren op 13 september 1996 en uit de doopakte dat ze, nadat is omgerekend volgens de Ge’ez-kalender, zou zijn geboren op 16 september 1995. Verder heeft verweerder daarbij kunnen tegenwerpen dat de bewijswaarde van de op de bewonerspas vermelde geboortedatum minder wordt, omdat de verklaringen van referent en de moeder over de wijze waarop de bewonerspas is aangevraagd tegenstrijdig zijn aan elkaar. Eiseres noch referent en de moeder hebben een deugdelijke verklaring kunnen geven voor de oorzaak van deze tegenstrijdigheden. Dat de tegenstrijdigheden tussen de verklaringen van referent en de moeder hun oorzaak louter in miscommunicatie vinden of omdat de moeder analfabeet is, wordt niet gevolgd. Eiseres heeft haar identiteit dan ook niet aangetoond.
8. Nu eiseres haar identiteit niet aannemelijk heeft gemaakt, komt daarmee de gestelde familierechtelijke relatie met referent ook niet vast te staan.
Conclusie
9. Gelet op het voorgaande heeft verweerder kunnen concluderen dat het bezwaar ongegrond is. Het beroep is ongegrond.
10. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten, omdat eiseres die redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het samenhangende beroep tegen het niet tijdig beslissen, met een waarde van € 837,- per punt en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.