ECLI:NL:RBDHA:2023:960

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
NL22.25585
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag en internationale bescherming in Roemenië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 januari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. F. Boone, had op 13 december 2022 een asielaanvraag ingediend die door de staatssecretaris was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Middelburg, waar beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris terecht de asielaanvraag niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank concludeerde dat eiser internationale bescherming heeft in Roemenië en dat de staatssecretaris niet verplicht was om de omstandigheden van het verblijf in Roemenië te heroverwegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Roemenië materieel deprivatie zou ondervinden of dat hij daar geen medische hulp zou kunnen krijgen. Bovendien heeft eiser onvoldoende bewijs geleverd voor zijn vrees voor de Servische smokkelaar, wat de mogelijkheid van bescherming door de Roemeense autoriteiten ondermijnt.

De rechtbank heeft de beslissing van de staatssecretaris bevestigd en verklaard dat er geen proceskosten vergoed hoeven te worden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.25585
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam] eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. F. Boone),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

ProcesverloopBij besluit van 13 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 26 januari 2023 op zitting te Breda behandeld. Eiser en verweerder hebben zich beiden laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Na de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Verweerder hoeft geen proceskosten te betalen.

Overwegingen

1. Ter zitting is gebleken dat niet meer in geschil is dat eiser internationale bescherming heeft in Roemenië. Wel in geschil is of verweerder de door eiser aangevoerde feiten en omstandigheden voldoende bij zijn beoordeling heeft betrokken.
2. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) is alleen al omdat een vreemdeling in een lidstaat van de Europese Unie erkend vluchteling is dan wel een subsidiaire beschermingsstatus heeft, voldaan aan het bepaalde in artikel 3.106a, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000, namelijk dat de vreemdeling een band moet hebben met dat land. [1] Verweerder hoeft in dat geval dus niet te kijken naar de omstandigheden verband houdend met het verblijf in het derde land. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van een zodanige band tussen eiser en Roemenië dat het voor hem redelijk is om naar Roemenië te gaan.
3. Verder is in geschil of ten aanzien van Roemenië uitgegaan mag worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend.
Pas wanneer eiser aannemelijk maakt dat sprake was van verregaande materiële deprivatie, of dat dat dreigt, gaat dit niet meer op. [2] Eiser heeft niet met concrete aanwijzingen aannemelijk gemaakt dat dit bij hem het geval was toen hij in Roemenië verbleef. Eiser heeft zelf verklaard dat hij in Roemenië is gereanimeerd en in een ziekenhuis is verpleegd na zijn bootongeluk. Dat eiser een trauma heeft dat in Roemenië weer zal opleven, heeft eiser niet met documenten onderbouwd. Bovendien is niet gebleken dat eiser in Roemenië geen medische hulp kan verkrijgen. Voor zover eiser stelt dat hij vreest voor de Servische smokkelaar omdat eiser verklaringen tegen hem heeft afgelegd en de smokkelaar als gevolg daarvan is opgepakt, vormt dat juist een indicatie dat de Roemeense autoriteiten eiser kunnen helpen en beschermen. Verder heeft verweerder terecht tegengeworpen dat eiser maar kort in Roemenië heeft verbleven en dus onvoldoende tijd heeft genomen om een beroep te doen op de rechten die hem in Roemenië toekomen.
4. De slotsom is dat verweerder de asielaanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2023 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Dat volgt uit de uitspraken van de Afdeling van 6 augustus 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2621), 9 mei 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1253) en recent van 24 juni 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1788).
2.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Ibrahim van 19 maart 2019 (ECLI:EU:C:2019:219).