ECLI:NL:RBDHA:2023:9613
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van zorg- en huurtoeslag op basis van gewijzigde inkomensgegevens
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van [woonplaats], en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiser ontving in de jaren 2014 tot en met 2016 zorg- en huurtoeslag, maar de Belastingdienst heeft deze toeslagen herzien en vastgesteld op nihil, omdat er sprake was van een voordeel uit sparen en beleggen. Dit leidde tot een terugvordering van in totaal € 6.516, exclusief rente. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij niet op de hoogte was van een bankrekening in Canada, die hij erfde van zijn ouders, en dat hij altijd van een minimuminkomen heeft geleefd. Hij stelt dat hij in 2020 door de belastingdienst is geïnformeerd over deze bankrekening en dat hij dacht dat de zaak was afgewikkeld na het sluiten van een vaststellingsovereenkomst met de belastingdienst.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst terecht de zorg- en huurtoeslag heeft herzien op basis van de gewijzigde inkomensgegevens, die zijn vastgesteld door de inspecteur van de belastingdienst. De rechtbank merkte op dat de omstandigheid dat eiser pas in 2020 op de hoogte was van de bankrekening, niet afdoet aan het feit dat hij in de jaren 2014 tot en met 2016 een substantieel vermogen had, waardoor hij niet meer in aanmerking kwam voor de toeslagen. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van terugvordering af te zien of deze te matigen. Eiser kreeg geen vergoeding van zijn proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.