ECLI:NL:RBDHA:2023:9660

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 mei 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
SGR 22/1174
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op Ziektewetuitkering na beëindiging van het dienstverband en de geschiktheid voor arbeid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over het recht op een Ziektewet (ZW) uitkering. Eiseres, die als klantenservicemedewerker werkte, was sinds 31 maart 2021 arbeidsongeschikt door klachten na een verkeersongeval. Het UWV had op 18 oktober 2021 besloten dat eiseres vanaf 14 oktober 2021 geen recht meer had op een ZW-uitkering, wat door eiseres werd bestreden. Eiseres stelde dat de verzekeringsartsen onzorgvuldig onderzoek hadden verricht en dat haar klachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zijn besluiten mocht baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De primaire verzekeringsarts had eiseres fysiek en psychisch onderzocht en geconcludeerd dat zij in staat was haar eigen werk te verrichten. De rechtbank oordeelde dat er geen medische gegevens waren die het aannemen van meer beperkingen rechtvaardigden dan door de verzekeringsarts waren vastgesteld. Eiseres had herhaaldelijk aangegeven niet te kunnen werken, maar de rechtbank concludeerde dat haar klachten niet ernstig genoeg waren om haar arbeidsongeschiktheid te onderbouwen.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat het UWV terecht had geconcludeerd dat eiseres per 14 oktober 2021 geen recht meer had op een ZW-uitkering. De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheidseisen waaraan verzekeringsartsen moeten voldoen en de rol van objectieve medische gegevens in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1174

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 mei 2023 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres,

(gemachtigde: J. de Haan),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

verweerder
(gemachtigde: mr. J. de Vreeze).

Procesverloop

Bij besluit van 18 oktober 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres vanaf 14 oktober 2021 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Bij besluit van 10 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2023. De gemachtigde van eiseres is verschenen. Eiseres heeft telefonisch deelgenomen aan de zitting. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij haar beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres is in haar laatste dienstverband vanaf 9 november 2020 werkzaam geweest als klantenservicemedewerker bij [bedrijfsnaam] B.V. (werkgever) voor 32 uur per week. Op 31 maart 2021 is eiseres uitgevallen voor haar werk in verband met klachten als gevolg van een verkeersongeval op 27 augustus 2020. Op 5 juli 2021 is het dienstverband bij werkgever beëindigd. Bij besluit van 14 september 2021 is aan eiseres een ZW-uitkering toegekend vanaf 5 juli 2021.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar de rapportage van de primaire verzekeringsarts van 15 oktober 2021, bepaald dat eiseres vanaf 14 oktober 2021 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering. De primaire verzekeringsarts concludeert dat eiseres in staat moet worden geacht om vanaf 14 oktober 2021 haar eigen werk te verrichten. De primaire verzekeringsarts licht toe dat het om licht werk gaat waarin vertreding mogelijk is en eiseres heeft met haar klachten al gewerkt bij werkgever. Voor de schouder- en nekklachten krijgt eiseres fysiotherapie en voor haar buikklachten zal eiseres geopereerd worden. Eiseres is voor haar houding en beweging gebaat bij aangepast meubilair, maar dit valt buiten het kader van de ZW-beoordeling. De primaire verzekeringsarts acht de psychische klachten van eiseres niet ernstig genoeg om beperkingen aan te nemen.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder stelt dat blijkens de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 13 december 2021 eiseres per datum in geding geschikt is voor haar arbeid. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geen aanleiding gezien om eiseres voor een spreekuur uit te nodigen. Wel heeft hij dossieronderzoek verricht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen aanleiding om van het standpunt van de primaire verzekeringsarts af te wijken. Het onderzoek naar diabetes leidt niet tot dusdanige beperkingen dat het voor eiseres niet mogelijk zou zijn om haar eigen arbeid uit te voeren.
4. Eiseres betoogt dat zij recht heeft op een ZW-uitkering. Eiseres stelt dat de verzekeringsartsen onzorgvuldig onderzoek hebben verricht. De verzekeringsartsen hebben volgens eiseres ten onrechte het medisch dossier van de huisarts niet bij hun onderzoek betrokken en hebben te weinig rekening gehouden met haar klachten. Het feit dat eiseres al arbeid heeft verricht met de klachten neemt niet weg dat zij vanwege diezelfde klachten niet langer in staat is om haar eigen arbeid te verrichten. Eiseres voert aan dat zij sinds het verkeersongeval kampt met heup-, rug-, nek- en buikklachten en tijdens het dienstverband bij werkgever zijn deze klachten toegenomen. Subsidiair stelt eiseres dat verweerder werkgever een loonsanctie op had moeten leggen, omdat werkgever onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Tijdens het dienstverband bij werkgever zijn de klachten van eiseres toegenomen, omdat werkgever niet voor het door eiseres verzochte meubilair heeft gezorgd.
5. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
Het juridisch kader
6. Ingevolge artikel 19, eerste en vierde lid, van de Ziektewet heeft de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte recht op ziekengeld overeenkomstig het bij of krachtens deze wet bepaalde. Met zijn arbeid wordt bedoeld: het laatste voor de ziekmelding verrichte werk. [1]
Zorgvuldigheid onderzoek
7. De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
8.
De rechtbank is van oordeel dat er geen aanleiding is het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen onzorgvuldig of onvolledig te achten. De primaire verzekeringsarts heeft eiseres op het spreekuur fysiek en psychisch onderzocht en dossieronderzoek verricht, waarbij een brief van 12 oktober 2021 van chirurg G.A.N.L. Stollenwerck (Stollenwerck) en een brief van 3 september 2021 van neuroloog J.L.A Eekhof (Eekhof) zijn betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossierstudie verricht en geen aanleiding gezien om eiseres voor een spreekuur uit te nodigen. De rechtbank overweegt dat de verzekeringsarts in bezwaar en beroep beziet of er op medische gronden aanleiding is om iemand in persoon te onderzoeken. Het is vaste rechtspraak dat een verzekeringsarts in bezwaar en beroep een betrokkene niet zelf hoeft te onderzoeken indien hij over voldoende medische gegevens beschikt om zich een oordeel te vormen over een verzekeringsgeneeskundig rapport. [2]
De arbeids(on)geschiktheid
9. De rechtbank stelt vast dat eiseres bij herhaling heeft aangegeven ten gevolge van haar klachten niet te kunnen werken. Een klacht kan echter op grond van de wet- en regelgeving pas mee worden genomen indien zij kan worden vertaald in een beperking die (voldoende) steun vindt in objectieve medische gegevens. Daarvan is hier blijkens de stukken geen sprake.
10. De rechtbank overweegt dat Eekhof in zijn brief van 3 september 2021 heeft vermeld dat de klachten vanwege het schoudersyndroom niet ernstig genoeg zijn om een operatie te overwegen. Eekhof heeft eiseres doorverwezen naar fysiotherapie. Stollenwerck heeft eiseres blijkens zijn brief van 12 oktober 2021 onderzocht naar aanleiding van haar buikklachten en heeft geconcludeerd in een korte overweging dat sprake is van een hernia. De primaire verzekeringsarts heeft eiseres lichamelijk onderzocht en geconcludeerd dat geen sprake is van bewegingsbeperking. Ten aanzien van de psychische klachten heeft de primaire verzekeringsarts overwogen dat als gevolg van de medische situatie de psychische klachten vanwege PTSS zijn toegenomen, welke diagnose in het verleden bij eiseres is gesteld nadat zij slachtoffer is geweest van mensenhandel. De psychische klachten zijn echter niet van dusdanige aard dat eiseres haar werk niet zou kunnen verrichten. Dit volgt uit het eigen onderzoek van de primaire verzekeringsarts. aarnaast is er geen sprake van intensieve psychologische of psychiatrische behandeling. Eiseres is in november 2021 gestart met begeleiding door de praktijkondersteuner voor de psychische klachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat het feit dat eiseres voor haar psychische klachten door de praktijkondersteuner is verwezen naar ondersteuning door het wijkteam, het standpunt bevestigt dat geen sprake is van een ernstig psychisch of psychiatrisch probleem.
11. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat medische gegevens ontbreken die het aannemen van meer beperkingen dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn aangenomen rechtvaardigen. De rechtbank ziet geen aanleiding om de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 13 december 2021 voor onjuist te houden.
Loonsanctie
12. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres desgevraagd aangegeven dat de stelling van eiseres dat verweerder werkgever een loonsanctie op had moeten leggen omdat werkgever onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht, ter onderbouwing dient van de beroepsgrond dat de ZW-uitkering niet had mogen worden beëindigd. De stelling ziet niet op een verzoek om schadevergoeding. De rechtbank is van oordeel dat het al dan niet opleggen van een loonsanctie er niet toe kan leiden dat verweerder moet afzien van de beëindiging van de ZW-uitkering, omdat dit geen onderdeel vormt van het juridische kader op grond waarvan de beoordeling van de beëindiging van de ZW-uitkering plaatsvindt.
Conclusie
13. Gelet op het voorgaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht geconcludeerd dat eiseres per 14 oktober 2021 geen recht meer heeft op een Ziektewetuitkering.
14. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. H.B. Brandwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Dit blijkt uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, zie onder meer de uitspraak van 19 juni 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:CA3756.
2.CRvB 28 maart 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BA1976.