ECLI:NL:RBDHA:2023:9755

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
NL23.17937
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van bewaring en toekenning schadevergoeding na opheffing van maatregel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 4 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser had een maatregel van bewaring opgelegd gekregen op 17 juni 2023, welke op 19 juni 2023 door de staatssecretaris werd opgeheven. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiser gegrond is, omdat de maatregel van bewaring onrechtmatig was. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de staatssecretaris de maatregel heeft opgeheven vanwege een vormfout, namelijk het niet uitreiken van formulier M122 aan eiser. De rechtbank stelt vast dat deze onrechtmatigheid niet kan worden hersteld door een latere belangenafweging van de staatssecretaris. Hierdoor heeft eiser recht op schadevergoeding voor de onrechtmatige vrijheidsontneming, die door de rechtbank wordt vastgesteld op € 330,- voor twee dagen van onrechtmatige detentie. Daarnaast kent de rechtbank eiser ook proceskosten toe, die op € 1.674,- worden vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van correcte procedurele stappen in het bestuursrecht en de gevolgen van het niet naleven daarvan voor de betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.17937

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. R.T. Laigsingh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: N. Mikolajczyk).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 17 juni 2023, waarin de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) heeft opgelegd. De staatssecretaris heeft deze maatregel op 19 juni 2023 opgeheven. Dit beroep moet worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2023 op zitting behandeld. Aan de zitting
hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.
1.2.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst. Partijen hebben de rechtbank bericht dat hernieuwde behandeling ter zitting niet nodig is, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris eiser in bewaring mocht stellen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De maatregel
4. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw 2000 kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
Maakt het niet uitreiken van M122 de maatregel onrechtmatig?
5. Uit paragraaf A5/6.12 van de Vreemdelingencirculaire 2000 volgt dat, als het voornemen bestaat om de vreemdeling in bewaring te stellen aansluitend aan strafrechtelijke detentie, tijdens de detentie mededeling wordt gedaan aan de vreemdeling van de overbrenging voor verhoor na afloop van de detentie. Op de plaats bestemd voor verhoor wordt de vreemdeling vervolgens verder geïnformeerd over de te volgen procedure. Deze mededeling wordt gedaan middels een formulier M122. Hiervan moet verder proces-verbaal worden opgemaakt. Dit proces-verbaal is het model M105-A.
5.1.
De staatssecretaris heeft de maatregel van bewaring op 19 juni 2023 opgeheven vanwege een vormfout, namelijk dat formulier M122 niet aan eiser is uitgereikt.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de maatregel weliswaar is opgeheven, maar dat dit niet maakt dat de maatregel onrechtmatig was. De staatsecretaris verwijst naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 mei 2023. [1] In de kern komt die uitspraak erop neer dat het niet uitreiken van M122 een gebrek is, maar dat de ernst van het gebrek niet opweegt tegen de belangen die met de maatregel van bewaring gediend zijn.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich in dit geval ten onrechte op het standpunt stelt dat het vastgestelde gebrek (het niet uitreiken van de M122) de bewaring niet onrechtmatig maakt.
Uit de omstandigheid dat de staatssecretaris vanwege een vormfout de maatregel van bewaring heeft opgeheven volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de onrechtmatigheid van de maatregel daarmee is gegeven. Op een later moment is door de staatssecretaris, zoals op de zitting is toegelicht, geconcludeerd dat na afweging van belangen niet tot opheffing had hoeven te worden besloten. Deze (andere) afweging van belangen kan er echter niet aan afdoen dat de maatregel vanwege een vormfout reeds is opgeheven en de onrechtmatigheid van de maatregel kan met deze nadere afweging niet ongedaan worden gemaakt.
Dit betekent dat het beroep slaagt en de maatregel van bewaring vanaf het moment van opleggen daarvan onrechtmatig was. Omdat de bewaring is opgeheven en aan eiser hieronder volledige schadevergoeding wordt toegekend, zal de rechtbank de overige door eiser aangevoerde beroepsgronden niet bespreken.
Conclusie en gevolgen
6. Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep gegrond. Op grond van artikel 106 van de Vw 2000 kent de rechtbank aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toe.
In een brief van 28 juni 2023 heeft de staatssecretaris bericht dat eiser op 18 juni 2023 in het detentiecentrum is geplaatst.
De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor twee dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 1x
€ 130,- (verblijf politiecel op 17 juni 2023) en 2x € 100,- (verblijf detentiecentrum op 18 en 19 juni 2023) = € 330,-.
Proceskosten
7. De rechtbank ziet aanleiding om de staatssecretaris te voordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,-, omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 330,- te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van
J. de Graaf, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.