In deze zaak heeft eiseres op 3 september 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag, die op 24 maart 2021 was ingediend. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres verzocht de rechtbank om de hoogte van de verbeurde bestuurlijke dwangsom vast te stellen en om verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op te dragen binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Eiseres stelde dat artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND in strijd is met het Unierechtelijke doeltreffendheidsbeginsel en het gelijkwaardigheidsbeginsel.
De rechtbank overwoog dat de wettelijke beslistermijn was verstreken zonder dat een besluit was genomen. De rechter oordeelde dat verweerder binnen acht weken na de uitspraak een eerste gehoor moest afnemen en binnen zestien weken na de uitspraak een beslissing op de aanvraag moest nemen. Tevens werd bepaald dat verweerder een dwangsom verbeurt van € 100 per dag, met een maximum van € 7.500, voor elke dag dat hij in gebreke blijft deze uitspraak na te leven.
De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 418,50, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak werd gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.