ECLI:NL:RBDHA:2023:976

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
NL22.17445
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag met verzoek om bestuurlijke en rechterlijke dwangsom

In deze zaak heeft eiseres op 3 september 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag, die op 24 maart 2021 was ingediend. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres verzocht de rechtbank om de hoogte van de verbeurde bestuurlijke dwangsom vast te stellen en om verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op te dragen binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Eiseres stelde dat artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND in strijd is met het Unierechtelijke doeltreffendheidsbeginsel en het gelijkwaardigheidsbeginsel.

De rechtbank overwoog dat de wettelijke beslistermijn was verstreken zonder dat een besluit was genomen. De rechter oordeelde dat verweerder binnen acht weken na de uitspraak een eerste gehoor moest afnemen en binnen zestien weken na de uitspraak een beslissing op de aanvraag moest nemen. Tevens werd bepaald dat verweerder een dwangsom verbeurt van € 100 per dag, met een maximum van € 7.500, voor elke dag dat hij in gebreke blijft deze uitspraak na te leven.

De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 418,50, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak werd gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.17445

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], eiseres

V-nummer: 290.258.0945
(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 3 september 2022 beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar
asielaanvraag.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de
Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing
van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit
met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het
beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een
besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling
door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Eiseres heeft op 24 maart 2021 een asielaanvraag ingediend. Op grond van
artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) bedraagt de beslistermijn zes
maanden. De rechtbank stelt vast dat verweerder de beslistermijn van de aanvraag heeft verlengd met de duur van negen maanden op grond van artikel 42, vierde lid, onder a, van de Vw. Dit betekent dat verweerder uiterlijk op 24 juni 2022 een beslissing had moeten nemen.
3. De rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn is verstreken zonder dat een
beslissing op de aanvraag is genomen. Eiseres heeft verweerder op 29 juli 2022
rechtsgeldig in gebreke gesteld, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Deze is door verweerder op 30 juli 2022 ontvangen. Hierna zijn meer dan twee weken verstreken voordat eiseres beroep heeft ingesteld. Het beroep is daarom kennelijk gegrond. Het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit zal dan ook worden vernietigd.
4. Eiseres heeft de rechtbank verzocht de hoogte van de verbeurde bestuurlijke dwangsom vast te stellen, om verweerder op te dragen binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken en om aan het niet naleven van de uitspraak een rechterlijke dwangsom te verbinden. Eiseres stelt zich daarbij op het standpunt dat artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet) in strijd is met zowel het Unierechtelijke doeltreffendheidsbeginsel als het Unierechtelijk gelijkwaardigheidsbeginsel. Een effectief rechtsmiddel als bedoeld in artikel 47 van het EU Handvest ontbreekt bij een overschrijding van de beslistermijn in de asielprocedure. Eiseres verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 6 juli 2022 [1] en naar de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 22 april 2022. [2]
5. Ingevolge artikel 8:72, vierde lid, van de Awb, kan de bestuursrechter het
bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van zijn aanwijzingen. Daarbij kan hij het bestuursorgaan een termijn stellen voor het nemen van het nieuwe besluit of het verrichten van de andere handeling.
6. Zoals de Afdeling heeft overwogen, [3] houdt de rechter er in asielzaken rekening mee dat verweerder aanvragen binnen een redelijke termijn moet hebben behandeld. Bij de bepaling van de nadere termijn is van belang dat de zorgvuldigheid van de besluitvorming zwaar weegt. De rechter stelt dus geen nadere termijn waarvan op voorhand vaststaat dat het
bestuursorgaan niet zorgvuldig te werk kan gaan. Volgens de Afdeling is een termijn van
acht weken voor het houden van een eerste gehoor en een termijn van acht weken hierna
voor het bekend maken van een besluit op de aanvraag (het 8+8-weken model) passend.
7. Verweerder heeft in zijn verweerschrift meegedeeld dat eiseres nog niet is gehoord over haar asielmotieven. De rechtbank zal daarom, overeenkomstig voornoemde uitspraak van de Afdeling, bepalen dat verweerder binnen acht weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden het eerste gehoor moet afnemen en binnen acht weken na het eerste gehoor een beslissing op de aanvraag moet nemen, in ieder geval binnen zestien weken na de uitspraak.
8. Uit de uitspraak van de Afdeling van 30 november 2022 [4] volgt dat artikel 1 van de Tijdelijke wet zoals die luidt sinds 11 juli 2021, onverbindend is, voor zover daarin is bepaald dat de artikelen 8:55d, tweede lid, en 8:72, zesde lid, van de Awb niet van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen. Dit betekent dat de bestuursrechter óók in asielprocedures, indien het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt dat de staatssecretaris binnen de door hem gestelde termijn alsnog een besluit neemt en aan zijn uitspraak een nadere dwangsom verbindt voor iedere dag dat verweerder in gebreke blijft de uitspraak na te leven.
9. De rechtbank zal gelet hierop bepalen dat verweerder een dwangsom verbeurt voor
elke dag dat hij in gebreke blijft deze uitspraak na te leven ter hoogte van € 100 per dag met een maximum van € 7.500.
10. De Afdeling heeft verder in diezelfde uitspraak over de bestuurlijke dwangsom geoordeeld dat artikel 1 van de Tijdelijke wet in zoverre niet in strijd is met het doeltreffendheidsbeginsel, omdat de mogelijkheid bestaat om bij de rechter te klagen over de schending van de verplichting om binnen een vastgestelde termijn te beslissen en dat diens uitspraak kan worden afgedwongen middels een rechterlijke dwangsom. De Afdeling heeft ook geoordeeld dat soortgelijke nationaalrechtelijke procedures zich niet voordoen en dat artikel 1 van de Tijdelijke wet in zoverre dus niet in strijd is met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel. Het beroep op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 22 april 2022, slaagt dan ook niet.
11. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op om binnen zestien weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de asielaanvraag van eiseres;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100 (
honderd euro) verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500 (
vijfenzeventighonderd euro);
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van
€ 418,50 (
vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.