In deze zaak hebben eisers, van Afghaanse nationaliteit, op 12 januari 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als familie- of gezinslid bij hun referent in Nederland te verblijven. De aanvraag werd door verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op 5 december 2022 afgewezen. Eisers hebben verweerder op 26 augustus 2022 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun aanvraag en hebben op 16 september 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft eisers op 20 februari 2023 verzocht om te bevestigen of de afwijzing van hun aanvraag aanleiding was om het beroep in te trekken, maar eisers hebben hierop niet gereageerd.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat, nu verweerder inmiddels een besluit op de mvv-aanvraag heeft genomen, eisers geen belang meer hebben bij hun beroep tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat eisers wegens betalingsonmacht zijn vrijgesteld van het betalen van griffierecht, waardoor verweerder niet verplicht is om griffierecht te vergoeden. Echter, eisers hebben recht op een proceskostenvergoeding, omdat verweerder niet tijdig op de mvv-aanvraag heeft beslist. De rechtbank heeft de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 418,50.
De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. De rechtbank heeft de eisers geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak, binnen zes weken na verzending.