ECLI:NL:RBDHA:2023:991

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
NL22.17912 V
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dublinverzet ongegrond verklaard; beoordeling van de rechtmatigheid van de uitspraak zonder zitting

Op 2 februari 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetprocedure van een Eritrese asielzoeker tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had eerder op 3 oktober 2022 het beroep van de opposant ongegrond verklaard, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. De opposant had verzet aangetekend tegen deze uitspraak, stellende dat de overdrachtstermijn volgens de Dublinverordening was verstreken en dat Nederland nu verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn aanvraag.

De rechtbank heeft het verzet op 21 december 2022 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de eerdere uitspraak zonder zitting rechtmatig was, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De rechtbank concludeerde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De opposant had niet aangetoond dat hij bijzonder kwetsbaar was en de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris ervan uit mocht gaan dat Italië de asielaanvraag van de opposant op een correcte manier zou behandelen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak van 3 oktober 2022 in stand bleef. De rechtbank wees ook een proceskostenveroordeling af, omdat er geen aanleiding voor was. Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.17912 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[naam] , opposant,

geboren op [geboortedatum] ,
van Eritrese nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. E.J.P. Cats).
tegen de uitspraak van deze rechtbank van 3 oktober 2022 in het beroep van opposant tegen,

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, geopposeerde,

(gemachtigde: mr. D. de Boer).

Procesverloop

Bij besluit van 7 augustus 2022 heeft geopposeerde de aanvraag van opposant tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Opposant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 3 oktober 2022 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep – met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) – ongegrond verklaard.
Opposant heeft tegen de uitspraak van 3 oktober 2022 verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet op 21 december 2022 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Awb biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk ongegrond geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank van oordeel is dat ten aanzien van Italië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat geopposeerde ervan uit mag gaan dat Italië opposant zal opvangen en zijn asielverzoek zal behandelen met inachtneming van hetgeen is vastgelegd in het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, het Vluchtelingenverdrag en de verschillende richtlijnen op het gebied van asielrecht waaronder de Opvangrichtlijn, de Kwalificatierichtlijn en de Procedurerichtlijn. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat opposant niet met stukken heeft onderbouwd dat hij bijzonder kwetsbaar is. Tot slot is geoordeeld dat geopposeerde geen aanleiding heeft hoeven zien om de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich te trekken.
2. In de onderhavige procedure beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep ongegrond is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposant verwijst allereerst naar hetgeen hij reeds in zijn aanvullend beroepschrift heeft aangevoerd en verzoekt de inhoud hiervan als ingelast en herhaald te beschouwen. Opposant meent dat gelet op artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening de overdrachtstermijn op 27 oktober 2022 is verstreken. Nu opposant zich steeds aan het vreemdelingentoezicht heeft gehouden en hij niet binnen zes maanden na de aanvaarding van het claimverzoek aan Italië is overgedragen, is de termijn voor overdracht verstreken, en is thans Nederland verantwoordelijk voor de inhoudelijke behandeling van de asielaanvraag van opposant. Verder heeft opposant gewezen op de
circular lettervan 5 december 2022 van de Italiaanse autoriteiten waaruit blijkt dat Italië verzoekt om overdrachten aan Italië op te schorten. Opposant acht dit van belang, nu er eerder twee overdrachten gepland stonden die geen doorgang vonden.
4. Blijkens de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2177) is de beoordeling in de verzetprocedure beperkt tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposant op zitting te horen. De Afdeling heeft in dit kader tevens overwogen dat, indien in verzet argumenten naar voren worden gebracht die in geval van een normale behandeling ook nog hadden kunnen worden aangevoerd, dient te worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat omtrent de uitkomst. Zo ja, dan dient de verzetrechter het verzet gegrond te verklaren opdat nader onderzoek kan plaatsvinden.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat de in verzet aangevoerde gronden feiten en omstandigheden betreffen die zich ná de uitspraak van 3 oktober 2022 hebben voorgedaan. Dit geldt zowel voor het betoog van verzoeker dat de uiterste overdrachtstermijn op 25 oktober 2022 op onjuiste gronden door geopposeerde is verlengd omdat verzoeker niet met onbekende bestemming zou zijn vertrokken als ook voor de genoemde
circular lettervan de Italiaanse autoriteiten van 5 december 2022. De gronden kunnen daarom niet leiden tot een gegrond verzet.
4.2.
In wat opposant heeft aangevoerd, ziet de rechtbank daarom geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 3 oktober 2022. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak van 3 oktober 2022 in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.