ECLI:NL:RBDHA:2023:9918

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
NL23.2107
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.I.H. Kerstens - Fockens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van mvv-aanvraag voor verblijf als familie- of gezinslid op grond van artikel 8 EVRM

In deze zaak hebben eiseressen, bestaande uit een moeder en haar twee dochters, beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel van verblijf als familie- of gezinslid, gebaseerd op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die stelde dat de belangenafweging in het nadeel van de eiseressen was uitgevallen. De rechtbank heeft de zaak op 14 juni 2023 behandeld, waarbij de referent en een tolk aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van familieleven in de zin van artikel 8 EVRM, en dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de belangen van Nederland zwaarder zouden moeten wegen dan de persoonlijke belangen van de eiseressen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris een nieuwe belangenafweging moest maken, waarbij ook de vluchtelingrechtelijke achtergrond van de referent in aanmerking moest worden genomen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiseressen, vastgesteld op € 1.674,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.2107

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres 1], V-nummer: [v-nummer 1], eiseres 1

[eiseres 2],V-nummer: [v-nummer 2], eiseres 2
[eiseres 3],V-nummer:[v-nummer 3], eiseres 3
(gemachtigde: mr. M. van Werven),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Z. Abachi).

Procesverloop

Bij besluit van 2 juli 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseressen tot verlening van een mvv [1] voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid op grond van artikel 8 van het EVRM [2] ’ afgewezen.
Bij besluit van 3 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseressen ongegrond verklaard.
Eiseressen hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juni 2023 op zitting behandeld. [naam 1] (referent) was aanwezig met de waarnemer van de gemachtigde van eiser mr. [naam 2]. Als tolk is verschenen F. Fawzy. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1. Eiseres 1 is de moeder van referent. Eiseres 2 en eiseres 3 zijn de zussen van referent [3] . Eiseressen hebben de Syrische nationaliteit. Zij willen graag verblijven bij referent op grond van artikel 8 van het EVRM.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat de belangenafweging die artikel 8 van het EVRM vereist in het nadeel van eiseressen is uitgevallen. Ook zou er geen sprake zijn van een hechte persoonlijke band tussen referent en zijn zussen.
Wat vinden eiseressen in beroep?
3. Eiseressen zijn het niet eens met het bestreden besluit. Ten aanzien van de belangenafweging tussen eiseres 1 en referent vindt eiseres 1 dat deze ten onrechte in haar nadeel is uitgevallen. Er is geen sprake van een ‘fair balance’, zeker nu verweerder heeft vastgesteld dat sprake is van familie- en gezinsleven tussen moeder en zoon, omdat referent onder het jongvolwassenenbeleid valt. Verweerder had niet moeten tegenwerpen dat referent - als jong volwassene - nog geen werk heeft en dus niet in het levensonderhoud van eiseres 1 kan voorzien. Verweerder heeft niet gemotiveerd waarom referent op korte termijn geen werk zal vinden. Eiseres verwijst hierbij naar een aantal uitspraken van het EHRM [4] . Ook heeft verweerder niet voldoende inzichtelijk gemaakt hoe de objectieve belemmering om het gezinsleven in het land van herkomst te genieten zich verhoudt tot de andere belangen. De tegenwerpingen van verweerder dat het gezins- en familieleven ook op afstand kan worden uitgeoefend en dat referent zich staande heeft kunnen houden in Nederland zijn in strijd met de als genoemde vaststelling dat sprake is van familie- en gezinsleven tussen moeder en haar jongvolwassen zoon.
Ten aanzien van eiseressen 2 en 3 is betoogd dat zij niet alleen als minderjarigen met hun moeder mee zouden moeten mogen, maar ook dat er wel degelijk sprake is van een hechte persoonlijke band tussen referent en zijn zussen. Tot slot dient mee te worden gewogen dat eiseressen zich in het aardbevingsgebied bevindt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4.1.
Er is sprake van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, daarom moet worden beoordeeld of met de afwijzing van de aanvraag een ‘fair balance’ is gevonden tussen aan de ene kant de persoonlijke belangen van eiseressen en referent bij een familieleven in Nederland en, aan de andere kant, het publieke belang van de Nederlandse regering bij het controleren van de immigratie.
4.2.
In dat kader is allereerst van belang dat er voor referent een objectieve belemmering bestaat om het gezinsleven in Syrië uit te oefenen. Verweerder heeft dat ook onderkend, maar de belangen van Nederland om een restrictief toelatingsbeleid te voeren desalniettemin zwaarder laten wegen. Verweerder heeft zwaar gewicht gehecht aan het economisch belang van Nederland, omdat de moeder van referent een beroep zal doen op de openbare kas. Verweerder heeft verder in het nadeel van referent meegewogen dat hij al drie jaar niet meer met zijn moeder in hetzelfde land woont en dat van hem een zekere zelfstandigheid kan worden verwacht nu hij 21 jaar oud is.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat het onduidelijk is hoe de tegenwerping dat van referent als jongvolwassene een zekere zelfstandigheid kan worden verwacht, zich verhoudt tot de door verweerder vastgestelde bescherming van zijn familieleven als jongvolwassene met zijn moeder, temeer nu het jongvolwassenenbeleid een speciaal beleid is voor die groep die ondanks hun prille volwassenheid nog afhankelijk zijn van hun familie. Daar komt bij dat, zoals eiseressen terecht hebben aangevoerd, deze belangenafweging er onvoldoende van getuigt dat rekening is gehouden met de vluchtelingrechtelijke achtergrond van het vertrek van referent uit het gezin van zijn moeder. Zo blijkt niet dat verweerder heeft meegewogen dat referent noodgedwongen als gevolg van de oorlogssituatie in Syrië van het gezin van zijn moeder is gescheiden. Verweerder heeft niet gemotiveerd waarom desalniettemin ten nadele van referent kan worden meegewogen dat hij sinds zijn jongvolwassenheid niet bij het gezin van zijn moeder heeft gewoond. Bovendien zal verweerder nader dienen te motiveren of, in het licht van de bijzondere omstandigheden en het feit dat sprake is van een objectieve belemmering, aan het economisch belang van Nederland een zwaarder gewicht kan worden toegekend. [5] Verweerder heeft nu enkel verwezen naar de standaard belangen. De conclusie is dat verweerder een nieuwe belangenafweging moet maken.
4.4.
De uitkomst van deze nieuw te maken belangenafweging kan ook gevolgen hebben voor de belangenafweging ten aanzien van de zussen van referent. Ook ten aanzien van de zussen zal dus een nieuwe belangenafweging gemaakt moeten worden.
4.5.
Gelet op het voorgaande is sprake van een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. De rechtbank verklaart het beroep dan ook gegrond en vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet gelet hierop geen aanleiding om de overige beroepsgronden te bespreken. De rechtbank ziet verder ook geen reden om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. Verweerder zal daarom een nieuwe beslissing op het bezwaar van eiseressen moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
Wat is de conclusie?
5. Het beroep is gegrond.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseressen gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseressen tot een bedrag van € 1.674;
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens - Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Hierna worden zij alle drie tezamen als “eiseressen” aangeduid.
4.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem van 4 maart 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:2984.