ECLI:NL:RBDHA:2023:9942
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening met betrekking tot Kroatië
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Russische nationaliteit houder, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 24 april 2023 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 5 juni 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris. Na een schorsing van het onderzoek heeft de rechtbank op basis van schriftelijke reacties van beide partijen uitspraak gedaan.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de asielaanvraag niet in behandeling heeft hoeven nemen, omdat Kroatië als verantwoordelijke lidstaat is vastgesteld. De rechtbank verwijst naar de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser heeft aangevoerd dat er in Kroatië systeemfouten zijn die een overdracht onveilig maken, maar de rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat hij van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. De rechtbank wijst erop dat de Kroatische autoriteiten hebben verzekerd dat Dublinclaimanten recht hebben op asiel en dat hun aanvragen als eerste asielverzoeken worden behandeld.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt dat de staatssecretaris de aanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiser kan binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.