ECLI:NL:RBDHA:2024:10462
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en niet-ontvankelijkheid op grond van WBV 2023/3
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep dat door eiser is ingediend tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft zijn asielaanvraag op 4 september 2023 ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijnen voor asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 zijn verlengd met negen maanden op basis van het besluit WBV 2023/3, dat op 27 januari 2023 in werking is getreden. Dit betekent dat de Staatssecretaris uiterlijk op 4 december 2024 op de aanvraag had moeten beslissen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de ingebrekestelling van eiser, die op 5 april 2024 is ingediend, te vroeg was. Hierdoor is niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft partijen laten weten dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten zonder verdere behandeling op een zitting.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman in aanwezigheid van griffier L.M. Kalkman en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.