ECLI:NL:RBDHA:2024:10549
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van de Dublinverordening met betrekking tot Kroatië
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 14 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiser, een Eritreeër, had op 2 december 2023 asiel aangevraagd in Nederland, maar zijn aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. Eiser verzocht om een voorlopige voorziening, maar de rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is.
De rechtbank behandelt de argumenten van eiser, die stelt dat zijn achternaam in Kroatië onjuist is geregistreerd en dat er systematische tekortkomingen zijn in het asielsysteem van Kroatië, wat het interstatelijk vertrouwensbeginsel in twijfel trekt. Eiser verwijst naar eerdere uitspraken en documenten om zijn standpunt te onderbouwen, maar de rechtbank concludeert dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat zijn rechten in Kroatië niet gewaarborgd zijn. De rechtbank bevestigt dat verweerder op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Kroatië zijn internationale verplichtingen nakomt.
De rechtbank wijst ook het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de asielaanvraag van eiser aan Nederland wordt overgedragen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris op goede gronden heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.