ECLI:NL:RBDHA:2024:1060

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
NL24.262
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en pushback ervaringen in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 31 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 3 januari 2024 afgewezen, met het argument dat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser, die niet aanwezig was op de zitting, had eerder aangegeven slachtoffer te zijn van een pushback in Kroatië, wat zijn aanvraag zou compliceren. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de ervaringen van eiser en dat het besluit om de aanvraag niet in behandeling te nemen onvoldoende gemotiveerd was. De rechtbank vernietigt het besluit van de staatssecretaris, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te worden genomen. De rechtbank benadrukt dat de staatssecretaris opnieuw moet motiveren of er bijzondere individuele omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 875,- toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.262

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.R. Verdoner),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. M. Verzijden).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 3 januari 2024 niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaand bericht niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het bestreden besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Kroatië een verzoek om terugname gedaan. Kroatië heeft dit verzoek aanvaard.
5. De staatssecretaris heeft op 7 september 2023 besloten de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen omdat Kroatië voor de behandeling van de asielaanvraag verantwoordelijk is. Het tegen dit besluit ingediende beroep heeft de rechtbank, zittingsplaats Haarlem, op 6 december 2023 gegrond verklaard. [2] De rechtbank heeft daarbij, voor zover van belang, het volgende overwogen en geoordeeld.
“7.2 De rechtbank maakt uit de bewoordingen van het voornemen en het bestreden besluit op dat verweerder de gebeurtenissen zoals door eiser verklaard niet heeft bestreden. Uit die verklaringen van eiser leidt de rechtbank evenwel af dat eiser het slachtoffer zou zijn geworden van een pushback. Gelet op de aard van pushbacks, wat in feite onrechtmatige en vaak met geweld gepaarde uitzettingen zijn, kon van eiser op dat moment niet verwacht worden hierover te klagen bij de Kroatische autoriteiten. En ook kan zonder nadere motivering niet in redelijkheid worden geconcludeerd dat eiser, ervan uitgaande dat hij bij
of voorafgaand aan zijn asielaanvraag in Kroatië een pushback heeft ondergaan, thans als Dublinclaimant moet terugkeren naar Kroatië.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dus de gestelde ervaringen van eiser
onvoldoende kenbaar betrokken in zijn beoordeling. De enkele stelling in het bestreden
besluit dat uit de gestelde detentie niet volgt dat de autoriteiten zich niet aan hun
internationale verdragsverplichtingen hebben gehouden en dat de autoriteiten nu hebben
gegarandeerd om het verzoek om internationale bescherming in behandeling te nemen, vindt de rechtbank in dit verband onvoldoende. Betwistbaar is dat die detentie rechtmatig was, gelet op de omstandigheden in detentie zoals door eiser beschreven. En dat de Kroatische autoriteiten zich in ieder geval ten aanzien van Dublinclaimanten aan de verdragsverplichtingen houdt, leidt niet tot de conclusie dat van een vreemdeling die een
pushback in Kroatië heeft ondergaan, kan worden gevergd als Dublinclaimant daar
internationale bescherming te verkrijgen.
7.3
Verweerder dient naar het oordeel van de rechtbank gezien het voorgaande opnieuw te motiveren of sprake is van bijzondere individuele omstandigheden waardoor overdracht van bijzondere hardheid getuigt. Daarbij dient verweerder ook de calamiteitenmelding te betrekken, waaruit blijkt dat eiser tweemaal heeft verklaard dat hij liever hier zichzelf wil doden dan teruggaan naar Kroatië.”
De rechtbank heeft het besluit van 7 september 2023 vernietigd en heeft de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit op de asielaanvraag van eiser te nemen en daarbij rekening te houden met de uitspraak.
6. Met het nieuwe, thans bestreden besluit, van 3 januari 2024, heeft de staatssecretaris de asielaanvraag opnieuw niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat voor Dublinclaimanten ten aanzien van Kroatië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van bijzondere individuele omstandigheden waardoor zijn overdracht aan Kroatië van bijzondere hardheid getuigt.
6.1.
Eisers eerdere ervaring met uitzetting aan de grenzen van Kroatië was in verband met zijn illegale inreis. De situatie aan de buitengrenzen van Kroatië laat zich volgens de staatssecretaris niet vergelijken met de situatie van een Dublinterugkeerder na zijn overdracht. Bij een Dublinoverdracht is immers geen sprake van een illegale grensoverschrijding. Verder is Kroatië gehouden aan de bepalingen in het EVRM. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Kroatië opnieuw in detentie zal worden genomen. Wat betreft de medische zorg in Kroatië kan ook worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De calamiteitenmelding maakt niet dat eisers overdracht aan Kroatië getuigt van onevenredige hardheid waardoor hij opgenomen zou moeten worden in de nationale asielprocedure. Uit eisers overgelegde patiëntendossier blijkt niet dat hij te kampen heeft met psychische klachten vanwege zijn gestelde ervaringen in Kroatië. Eiser mag er verder van uitgaan dat hij zich bij voorkomende problemen in Kroatië kan wenden tot de daartoe aangewezen (hogere) autoriteiten van Kroatië of de daarvoor aangewezen instanties. Hij kan zich daarna ook nog wenden tot het EHRM.
Beroepsgronden
7. Eiser vindt dat de staatssecretaris, gelet op de uitspraak van de rechtbank, de asielaanvraag ten onrechte niet in behandeling heeft genomen. Eiser vindt dat de staatssecretaris in ieder geval geen gevolg heeft gegeven aan de opdracht van de rechtbank. De staatssecretaris had in het bestreden besluit moeten motiveren waarom er in eisers geval geen sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden en bij deze motivering volstond het niet om te verwijzen naar de situatie dat hij zal terugkeren als Dublinclaimant. De staatssecretaris is er ten onrechte niet op ingegaan wat het betekent dat eiser in een partnerland een pushback heeft moeten ondergaan en of dit reden is vanwege individuele bijzondere omstandigheden/hardheid om de asielaanvraag aan zich te trekken. De staatssecretaris had eiser in ieder geval moeten horen en hij had onderzoek moeten doen in Kroatië voordat hij een nieuw besluit nam. De staatssecretaris heeft ten onrechte opnieuw een afwijzend besluit genomen met dezelfde informatie als beschikbaar was ten tijde van het besluit van 7 september 2023 tot en met de datum van de zitting bij de rechtbank.
Is overdracht in strijd met de internationale verplichtingen?
8. De staatssecretaris mag in beginsel ten opzichte van Kroatië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit beginsel betekent dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat de andere lidstaten de vreemdeling in overeenstemming met het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en het Unierecht zullen behandelen. Eiser moet aannemelijk maken dat dit in zijn geval niet kan. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hierin niet geslaagd.
8.1.
In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 13 september 2023 [3] is geoordeeld dat de pushbacks in Kroatië geen aanleiding (meer) vormen om ten aanzien van Dublinclaimanten niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit te gaan. De rechtbank ziet in hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd geen aanleiding anders te oordelen, nu het beroep geen andere informatie betreft dan al is betrokken bij de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, waarin de rechtbank is ingegaan op de uitspraak van de Afdeling.
Had de staatssecretaris toepassing moeten geven aan artikel 17 van de Dublinverordening?
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris gelet op de eerdere uitspraak van de rechtbank in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd dat en waarom van eiser, vanwege zijn eerdere ervaring in Kroatië met een pushback, kan worden gevraagd naar Kroatië te gaan voor een behandeling van zijn asielaanvraag. De staatssecretaris is hier in het bestreden besluit met zijn verwijzing naar eisers “gestelde ervaringen in Kroatië” onvoldoende concreet op ingegaan.
9.1.
Ter zitting heeft de gemachtigde van de staatssecretaris toegelicht dat wordt aangenomen dat eiser in Kroatië te maken heeft gehad met een detentie vanwege een illegale inreis. Het bestreden besluit moet volgens de gemachtigde van de staatssecretaris zo worden gelezen dat nadrukkelijk zowel de detentie als de pushback die eiser heeft meegemaakt zijn bedoeld, daar waar in het bestreden besluit wordt gesproken van ‘ervaringen’ in Kroatië. De staatssecretaris erkent dat eiser een detentie heeft ondergaan en een pushback heeft meegemaakt, maar vindt onvoldoende aannemelijk dat de detentie onrechtmatig was. Nu (uit het patiëntdossier van eiser) niet is gebleken van (ernstige) psychische gevolgen van deze ervaringen, zijn deze detentie en de pushback voor de staatssecretaris geen aanleiding voor toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening. Met deze toelichting heeft de staatssecretaris naar het oordeel van de rechtbank alsnog voldoende gemotiveerd dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet voldoende bijzonder zijn om van de overdracht aan Kroatië af te zien vanwege onevenredige hardheid en om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.
9.2.
Gelet op de aard van het motiveringsgebrek en gelet op de ter zitting gegeven toelichting bij het bestreden besluit is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris eiser niet heeft hoeven horen en ook geen onderzoek heeft hoeven doen in Kroatië voordat hij naar aanleiding van de eerdere rechtbankuitspraak een nieuw besluit op de asielaanvraag van eiser nam.

Conclusie en gevolgen

10. Gelet op overweging 9 is het beroep gegrond en wordt het bestreden besluit vernietigd, omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Gelet op overweging 9.1 laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Dat betekent dat eisers asielaanvraag niet in behandeling hoeft te worden genomen.
10.1.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 875,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.NL23.2810