ECLI:NL:RBDHA:2024:10618

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
NL24.21982
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag na vertrek eiser met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juli 2024 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Schonkeren, had op 24 mei 2024 een asielaanvraag ingediend, die door de minister van Asiel en Migratie was afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting op 5 juli 2024, terwijl de minister zich wel liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. E.H.J.M. de Bonth.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 7 juni 2024 met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 10 juni 2024 geen recent contact meer kunnen krijgen met eiser en heeft ook geen kennis van zijn verblijfplaats. Gezien deze omstandigheden en recente jurisprudentie, concludeert de rechtbank dat eiser niet langer prijs stelt op de internationale bescherming die hij aanvankelijk zocht. Hierdoor heeft eiser geen belang meer bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.21982
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en
de minister van Asiel en Migratie, daaronder mede begrepen diens rechtsvoorgangers, verweerder,
(gemachtigde: mr. E.H.J.M. de Bonth).

ProcesverloopBij besluit van 24 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen de bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 5 juli 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaken ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Eiser heeft asiel aangevraagd in Nederland. Bij bericht van 7 juni 2024 heeft verweerder laten weten dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank heeft op 10 juni 2024 de gemachtigde van eiser verzocht aan te geven of hij nog recent contact heeft gehad met eiser en hij op de hoogte is van zijn verblijfplaats. Bij bericht van 16 juni 2024 heeft de gemachtigde van eiser aangegeven geen (recent) contact meer te hebben met eiser. Bij bericht van 5 juli 2024 heeft de gemachtigde van eiser aangegeven dat hij nog altijd geen contact heeft kunnen krijgen met eiser en eiser verder ook geen contact meer heeft opgenomen met zijn gemachtigde. Ook geeft zijn gemachtigde aan dat hij niet bekend is met eisers verblijfplaats.
2. Gelet op recente jurisprudentie [2] van de Afdeling [3] en de reacties van de gemachtigde van eiser neemt de rechtbank aan dat eiser niet langer prijs stelt op de aanvankelijk gezochte internationale bescherming in Nederland. Eiser heeft dan ook geen belang meer bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
3. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en het proces-verbaal daarvan is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.ABRvS 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662.
3.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.