ECLI:NL:RBDHA:2024:1065

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
NL23.37460
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser wegens kennelijk ongegrond verklaarde vrees voor vervolging

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Marokkaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 10 november 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 24 november 2023 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 14 december 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk.

Eiser stelt dat hij vreest voor vervolging in Marokko vanwege het criminele verleden van zijn vader en de dreiging van een Berberse bende. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de nieuwe elementen die eiser in zijn correcties en aanvullingen heeft aangevoerd. De rechtbank concludeert echter dat de staatssecretaris niet verplicht was om deze aanvullingen te betrekken bij de beoordeling, omdat eiser geen deugdelijke verklaring heeft gegeven voor het feit dat hij deze pas later naar voren heeft gebracht.

De rechtbank komt tot de conclusie dat de staatssecretaris heeft voldaan aan zijn onderzoeksplicht en dat Marokko als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Marokko een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37460

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [v-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. J.I.T. Sopacua),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.J. Versteeg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft op 10 november 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 24 november 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 14 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, A.S. Choukti als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 2000. Eiser heeft verklaard dat hij op negenjarige leeftijd met zijn moeder van Marokko naar Algerije is verhuisd omdat zijn vader werd veroordeeld tot tien jaar detentie in Marokko. Eiser is op tienjarige leeftijd hasj gaan roken en heeft veel op straat geleefd. Op zeventienjarige leeftijd is eiser vertrokken uit Algerije. Hij stelt dat hij niet terug kan keren naar Marokko omdat hij daar niets heeft en omdat hij vreest vanwege (het criminele verleden van) zijn vader problemen te krijgen met criminelen dan wel de autoriteiten.
3. Volgens verweerder bevat het asielrelaas van eiser het relevante element ‘identiteit, nationaliteit en herkomst’. Verweerder heeft het relevante element deels geloofwaardig gevonden. Omdat eiser wisselend heeft verklaard over zijn geboortedatum gaat verweerder niet uit van de opgegeven identiteit. Wel wordt er uitgegaan van de opgegeven naam, herkomst en nationaliteit. Op basis van het deels geloofwaardig bevonden relevante element heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat Marokko voor hem geen veilig land van herkomst is.

Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?

4. Verweerder heeft Marokko ten onrechte aangemerkt als veilig land van herkomst omdat eiser bij terugkeer een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. [2] In de correcties en aanvullingen heeft eiser namelijk aangegeven dat zijn vader betrokken is bij criminele activiteiten en dat hij het doelwit is geworden van een Berberse bende. Om die reden is eiser samen met zijn moeder en zijn broertje op jonge leeftijd genoodzaakt geweest te vluchten naar Algerije. Bij terugkeer naar Marokko vreest eiser vermoord te worden door de bende of dat de bende op een andere wijze via hem zijn vader zal proberen te raken. Eiser kan de hulp van de autoriteiten niet inroepen omdat zij hem niet willen beschermen. Verweerder heeft ten onrechte geen nader onderzoek gedaan naar hetgeen eiser heeft aangevoerd in de correcties en aanvullingen over de problemen die voortvloeien uit de criminele activiteiten van zijn vader. Daarmee heeft verweerder de onderzoekplicht geschonden die besloten ligt in artikel 3 van het EVRM. Daarbij is ook van belang dat verweerder de correcties en aanvullingen niet heeft afgewacht maar meteen een voornemen heeft genomen. Het is de vraag of dit in lijn is met de verplichtingen die voortvloeien uit het EVRM en het EU Handvest. [3] Verweerder had daarnaast meer gerichte vragen kunnen stellen tijdens het gehoor zodat het voor eiser duidelijker was op welke problematiek hij de nadruk moest leggen. Bovendien maken de verklaringen van eiser tijdens het gehoor de aanvullingen geloofwaardig. Verweerder had eisers aanvraag daarom niet mogen afwijzen als kennelijk ongegrond waardoor er ook geen grondslag bestaat voor het terugkeerbesluit en het inreisverbod
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat er sprake is van een zorgvuldigheidsgebrek omdat verweerder de correcties en aanvullingen niet heeft afgewacht voordat hij het voornemen nam. Allereerst heeft eiser niet nader gemotiveerd waarom deze handelswijze niet in lijn is met de verplichtingen die voortvloeien uit het EVRM en het EU Handvest. Bovendien volgt uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [4] dat verweerder niet verplicht is correcties en aanvullingen te betrekken bij beoordeling van de asielaanvraag als hij kenbaar motiveert waarom hij deze niet heeft betrokken bij zijn beoordeling. In het geval van eiser heeft verweerder de correcties en aanvullingen echter juist wel betrokken bij de beoordeling in de beschikking. Dat verweerder het nieuwe asielmotief dat in de correcties en aanvullingen is aangevoerd niet geloofwaardig acht omdat eiser er pas op dat moment mee kwam en hier geen goede verklaring voor heeft gegeven, maakt dit niet anders.
6. De rechtbank volgt de stelling dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen omdat verweerder geen nader onderzoek heeft gedaan naar hetgeen eiser heeft aangevoerd in de correcties en aanvullingen daarom evenmin. Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [5] blijkt namelijk dat verweerder niet zonder meer de correcties en aanvullingen hoeft over te nemen indien de vreemdeling geen deugdelijke verklaring geeft waarom hij pas voor het eerst in de correcties of aanvullingen een relevant element naar voren brengt. In dat geval hoeft verweerder aan de correcties en aanvullingen niet de waarde te hechten die eiser wenst. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eiser tijdens het asielgehoor ruim de mogelijkheid heeft gehad om zijn asielmotieven naar voren te brengen. Eisers verklaring dat hij niet wist op welke problematiek hij de nadruk moest leggen heeft verweerder niet hoeven volgen. Uit het verslag van gehoor blijkt niet dat eiser tijdens het gehoor onvoldoende gelegenheid is geboden om zijn asielrelaas nader toe te lichten, dat verweerder onvoldoende vragen heeft gesteld of dat verweerder onvoldoende heeft doorgevraagd. Verder blijkt dat verweerder eiser er meermalen op heeft gewezen dat hij alles naar voren dient te brengen dat relevant kan zijn voor zijn aanvraag. Eiser heeft daarnaast zelf verklaard dat hij de tolk goed heeft kunnen verstaan en dat hij geen op- of aanmerkingen heeft over de manier waarop het gehoor is verlopen. [6] Het is verder aan eiser om zijn vluchtmotieven duidelijk naar voren te brengen en niet aan de verweerder om deze met vragen - nader - aan het licht te brengen. Ook volgt de rechtbank niet waarom de verklaringen van eiser tijdens het gehoor de aanvullingen geloofwaardig maken. Dat eiser bijvoorbeeld met zijn moeder naar Algerije is verhuisd hoeft niet het gevolg te zijn van de gestelde vrees voor de Berberse bende. Dit kan ook een vrijwillige keuze zijn geweest nu de ouders van eiser zijn gescheiden [7] en zijn moeder de Algerijnse nationaliteit heeft. [8] Gelet op het voorgaande heeft eiser geen deugdelijke verklaring gegeven voor het feit dat hij voor het eerst in de correcties en aanvullingen de problemen die voortvloeien uit de criminele activiteiten van zijn vader naar voren heeft gebracht. Verweerder heeft deze problemen daarom niet hoeven volgen of nader moeten onderzoeken.
7. Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder heeft voldaan aan zijn onderzoekplicht op grond van artikel 3 van het EVRM en dat het besluit zorgvuldig tot stand is gekomen. Verweerder heeft daarom mogen concluderen dat Marokko een veilig land van herkomst is voor eiser en dat hij daar geen reëel risico loopt op ernstige schade in zin van artikel 3 van het EVRM. Dit heeft tot gevolg dat eiser ook niet gevolgd kan worden in zijn standpunten dat zijn asielaanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond is verklaard en dat er daarom geen grondslag meer bestaat voor het al eerder genomen terugkeerbesluit en al eerder opgelegde inreisverbod.

Conclusie en gevolgen

8. Verweerder heeft de aanvraag op goede gronden afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
9. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr. J.J. Yilmaz, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a, b en c, van de Vreemdelingenwet (Vw).
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 24 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2615.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 27 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2538.
6.Zie pagina 14 van het rapport van het gehoor veilig land van herkomst.
7.Zie pagina 4 van het rapport van het gehoor veilig land van herkomst.
8.Zie pagina 10 van het rapport van het gehoor veilig land van herkomst.