ECLI:NL:RBDHA:2024:1084

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
NL23.36123
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 15 november 2023 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 23 januari 2024 behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en dat de staatssecretaris terecht heeft besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Spanje gedaan, dat op 22 augustus 2023 is aanvaard.

De rechtbank beoordeelt de situatie van eiseres als Dublinclaimant bij terugkeer naar Spanje. Het uitgangspunt is dat de staatssecretaris mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat recentelijk door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is bevestigd. Eiseres heeft echter niet kunnen aantonen dat Spanje zijn internationale verplichtingen niet zal nakomen. De Spaanse autoriteiten hebben met het claimakkoord gegarandeerd dat zij de asielaanvraag van eiseres in behandeling zullen nemen, en eiseres heeft niet aangetoond dat zij in een situatie terecht zal komen die in strijd is met de relevante mensenrechtenverdragen.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft verwezen naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat het beroep ongegrond is. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.36123

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. H.T. Gerbrandy),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. K.J. Diender).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 15 november 2023 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 23 januari 2024, gelijktijdig met het verzoek om een voorlopige voorziening (NL23.36124), op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en dat de staatssecretaris heeft kunnen beslissen om de aanvraag van eiseres niet in behandeling te nemen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om terugname gedaan. Spanje heeft dit verzoek op 22 augustus 2023 aanvaard.
Het interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. De rechtbank beoordeelt de situatie van eiseres als Dublinclaimant bij terugkeer naar Spanje. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de staatssecretaris in beginsel mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [2] Dit uitgangspunt heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) recent opnieuw bevestigd. [3]
5.1.
De gemachtigde van eiseres heeft desgevraagd ter zitting gesteld dat hij bekend is met de recente jurisprudentie van de ABRvS ten aanzien van Spanje en het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat hij geen recente uitspraken heeft om dit oordeel te betwisten. Wel meent hij dat in het concrete geval van eiseres er niet van kan worden uitgegaan dat Spanje zijn internationale verplichtingen tegenover haar zal nakomen. De gebeurtenissen uit het verleden bieden volgens eiseres een goed beeld van wat haar bij overdracht aan Spanje te wachten staat. In dit verband heeft eiseres verwezen naar de in het bestreden besluit genoemde stukken. Volgens eiseres heeft zij met die stukken aannemelijk gemaakt dat zij op diverse plekken is geweest om geholpen te worden met het verkrijgen onderdak en dat zij heeft geprobeerd informatie te verkrijgen over de stand van zaken met betrekking tot haar asielprocedure. Zij is letterlijk en figuurlijk tegen administratieve/bureaucratische muren aangelopen, aldus haar gemachtigde.
5.2.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder ten aanzien van Spanje in beginsel uit mag gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat Spanje zich zal houden aan zijn internationale verplichtingen. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat dit in haar geval anders is. Eiseres is daarin niet geslaagd.
5.3.
De Spaanse autoriteiten hebben met het claimakkoord gegarandeerd dat zij de asielaanvraag van eiseres in behandeling zullen nemen. Daarmee garanderen de Spaanse autoriteiten ook dat zij zich zullen houden aan de internationale verplichtingen die voortvloeien uit de verdragen en Europese richtlijnen die horen bij het behandelen van een asielaanvraag. Als eiseres toch problemen ondervindt met het krijgen van opvangvoorzieningen of andere problemen, kan zij hierover haar beklag doen bij de daartoe geëigende instanties dan wel bij de (hogere) Spaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat klagen voor eiseres niet mogelijk is of bij voorbaat zinloos is. Dat zij in Spanje problemen heeft ondervonden bij het vinden van de juiste instanties, is daarvoor onvoldoende. Bovendien zal eiseres op het moment van overdracht aan de Spaanse autoriteiten in contact komen met de instanties die verantwoordelijk zijn voor de opvang en de afwikkeling van haar asielprocedure. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij bij een overdracht aan Spanje in een situatie terecht zal komen die in strijd is met artikel 4 van het Handvest dan wel artikel 3 van het EVRM.
5.4.
De staatssecretaris heeft daarom kunnen verwijzen naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel en zich terecht op het standpunt gesteld dat ervan kan worden uitgegaan dat Spanje de internationale verplichtingen nakomt. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. De staatssecretaris hoefde de aanvraag van eiseres niet in behandeling te nemen. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van A.P. Kuiters, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie de uitspraken van de ABRvS van 8 juli 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1481), 24 juli 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:2822) en 16 augustus 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3116)
3.Zie de uitspraak van de ABRvS van 13 november 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:4195)