ECLI:NL:RBDHA:2024:10946
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- W.P.C.G. Derksen
- P.I. van der Meer
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak van gezin met kinderen met risico op schending van artikel 3 EVRM bij terugkeer naar Oezbekistan
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2024 wordt een voorlopige voorziening getroffen in een asielzaak van een gezin dat bestaat uit een vader, moeder en hun vier kinderen. De verzoekers hebben een vijfde asielaanvraag ingediend, nadat hun eerdere aanvragen niet-ontvankelijk waren verklaard. De voorzieningenrechter oordeelt dat de uitzetting van de verzoekers naar Oezbekistan achterwege moet blijven totdat er een beslissing is genomen op hun bezwaar tegen het niet-ontvankelijk verklaren van hun asielaanvraag. De voorzieningenrechter komt tot dit oordeel omdat het bezwaar van de verzoekers een redelijke kans van slagen heeft. De minister van Asiel en Migratie heeft onvoldoende voldaan aan de samenwerkingsplicht bij de beoordeling van de risico's die de verzoekers lopen bij terugkeer naar Oezbekistan, met name in het licht van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De verzoekers stellen dat zij bij terugkeer een reëel risico lopen op schending van hun rechten, vooral gezien de situatie van vrouwen en kinderen in Oezbekistan. De voorzieningenrechter wijst erop dat er meer informatie nodig is om de situatie van de verzoekers bij terugkeer te beoordelen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging, vooral gezien de minderjarige kinderen in het gezin. De minister wordt veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de verzoekers.