ECLI:NL:RBDHA:2024:10957

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
NL23.2446
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende afwijzing aanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 16 juli 2024, beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een aanvraag had ingediend die door de minister van Asiel en Migratie op 25 januari 2023 was afgewezen. Het verzoek is ingediend door verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. E. Derksen. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, wat betekent dat het verzoek niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de voorzieningenrechter in staat stelt om zonder zitting uitspraak te doen wanneer het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

De voorzieningenrechter legt uit dat het verzoek om voorlopige voorziening betrekking heeft op zowel het primaire besluit als het besluit op het bezwaar tegen dat besluit. Aangezien er tegen het besluit op bezwaar geen beroepsprocedure loopt, is het niet mogelijk om een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen. Hierdoor is de voorzieningenrechter genoodzaakt om het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, wat betekent dat de kosten voor de procedure niet worden vergoed.

De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, in aanwezigheid van griffier C. van der Bijl, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.2446

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , V-nummer: [V-nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. E. Derksen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van de aanvraag van verzoeker. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.
1.2.
De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag met het besluit van
25 januari 2023 afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Het verzoek om voorlopige voorziening gaat over het primaire besluit en het besluit op het bezwaar tegen dat besluit. Tegen dat laatste besluit loopt geen beroepsprocedure. Alleen als dat wel het geval is, kan iemand een verzoek om voorlopige voorziening doen.

Conclusie en gevolgen

3. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
C. van der Bijl, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.