ECLI:NL:RBDHA:2024:11095

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
23/7271
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herzieningsverzoek WIA na eerdere besluiten over arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2024 uitspraak gedaan in een herzieningsverzoek van eiseres, die een WIA-uitkering ontvangt. Eiseres had verzocht om herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid na een ziekmelding op 12 maart 2013, met het argument dat er nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om terug te komen op eerdere beslissingen van 27 april 2014 en 28 augustus 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts in zijn rapport van 11 augustus 2023 terecht concludeerde dat de overgelegde stukken geen nieuwe feiten of omstandigheden bevatten die een herziening rechtvaardigen. Eiseres had in bezwaar en beroep aangevoerd dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand was gekomen, omdat er geen hoorzitting was gehouden en er geen verzekeringsarts betrokken was bij de beoordeling van nieuwe medische feiten. De rechtbank oordeelde echter dat het bezwaar kennelijk ongegrond was en dat verweerder terecht had afgezien van een hoorzitting. De rechtbank concludeerde dat er geen nieuwe medische inzichten waren die aanleiding gaven om de eerdere besluiten te herzien. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/7271 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),verweerder
gemachtigde: mr. T. Eversteijn.

Inleiding

Bij besluit van 14 augustus 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres laten weten niet terug te komen op eerdere beslissingen van 27 april 2014, respectievelijk 28 augustus 2018.
Bij besluit van 3 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 april 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. Ter zitting heeft eiseres nog een aantal stukken overhandigd. De rechtbank heeft de door eiseres overhandigde stukken bestudeerd en verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op de stukken. De reactie van verweerder heeft de rechtbank ontvangen op 2 mei 2024.
Partijen zijn door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om kenbaar te maken of zij op een nadere zitting willen worden gehoord. Nadat geen van partijen had aangegeven van de geboden mogelijkheid gebruik te willen maken, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.1
Bij brief van 25 april 2023 heeft eiseres verweerder verzocht de mate van arbeidsongeschiktheid te beoordelen in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) na de ziekmelding van 12 maart 2013, vanwege toename van dezelfde klachten als waardoor eiseres tot 24 mei 2009 een WIA-uitkering heeft ontvangen. Daarnaast heeft eiseres gevraagd op om terug te komen op de beslissing van 24 mei 2014 in het kader van de Ziektewet vanwege nieuwe feiten of omstandigheden gelet op artikel 4:6 van de Awb.
1.2
Bij het primaire besluit heeft verweerder dit verzoek van eiseres afgewezen. Aan dit besluit ligt het rapport van de verzekeringsarts van 11 augustus 2023 ten grondslag. Volgens de verzekeringsarts is namelijk geen sprake van een zelfde ziekte oorzaak dan wel geen sprake van nieuwe feiten of omstandigheden. Eiseres is in bezwaar gegaan tegen het primaire besluit. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2. Eiseres voert in beroep aan dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen nu er geen gelegenheid voor een hoorzitting is geboden en er in bezwaar niet door een verzekeringsarts is beoordeeld en vastgesteld dat er geen sprake is van nieuwe medische feiten.
3. Verweerder handhaaft in beroep het bestreden besluit. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet in haar belangen is geschaad door voorafgaand aan het bestreden besluit niet te zijn gehoord.

Beoordeling door de rechtbank

4. Artikel 4:6, eerste lid, van de Awb bepaalt dat indien na een geheel of gedeeltelijke afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, de aanvraag is gehouden nieuw gebleken feiten of veranderende omstandigheden te vermelden. Artikel 4:6, tweede lid, van de Awb bepaalt dat wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderende omstandigheden worden vermeld, het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 van de Awb de aanvraag kan afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
5. Uit rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (hierna: de Raad) volgt dat onder nieuw gebleken feiten en veranderende omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd. [1]
6. De rechtbank moet beoordelen of verweerder het verzoek om terug te komen op de eerder genomen beslissingen van 27 april 2014, respectievelijk 28 augustus 2018, terecht heeft afgewezen op grond van artikel 4:6 van de Awb.
7. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder terecht het verzoek om terug te komen op de eerder genomen beslissing heeft afgewezen. De reden hiervoor is dat in door eiseres overgelegde stukken geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren komen om terug te komen op de eerdere beslissingen. Ook uit de door eiseres ter zitting overgelegde stukken blijkt niet dat er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden . Alle door eiseres op de zitting overhandigde stukken bevonden zich al in het procesdossier, en deze heeft verweerder bij de beoordeling betrokken
8. De verzekeringsarts heeft dossier onderzoek gedaan en alle door eiseres bij de aanvraag overgelegde stukken beoordeeld. De rechtbank merkt op dat eiseres in bezwaar geen nieuwe stukken dan wel naar voren heeft gebracht. De beroepsgrond van eiseres dat verweerder ten onrechte haar niet heeft gehoord op haar bezwaar, kan gelet op artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb niet slagen. Op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb kan namelijk van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is. Van een kennelijk ongegrond bezwaar is sprake indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een andersluidend besluit. Gelet op de inhoud van het primaire besluit, de inhoud van het bezwaarschrift en de vaststaande feiten, volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat aan voornoemde maatstaf is voldaan. Verweerder heeft dan ook kunnen afzien van het horen van eiseres op haar bezwaar. De rechtbank twijfelt dan ook niet aan de zorgvuldigheid waarmee dit onderzoek is uitgevoerd.
9. De rechtbank merkt voorts op dat uit de door eiseres in de bezwaar- en beroepsprocedure – anders dan de ter zitting overgelegde stukken – geen nieuwe medische inzichten naar voren zijn gekomen die aanleiding geven om beoordeling uit het verleden te herzien. Hoewel geen twijfel bestaat aan het feit dat eiseres psychische klachten heeft, waren de verzekeringsartsen hiervan in de vorige procedures ook al op de hoogte en hebben zij dit in hun beoordeling betrokken. Zoals de verzekeringsarts in deze procedure deugdelijk motiveert zijn de psychische klachten van eiseres d.d. 5 juni 2006 en d.d. 12 maart 2013 dan wel 11 maart 2014 niet te herleiden tot dezelfde ziekte oorzaak. Ook de stukken van de POH-GGZ die eiseres heeft overgelegd bij de aanvraag zijn geen reden om te twijfelen aan de medische beoordeling. De medische stukken uit 2017 hebben verder ook geen betrekking op de data in geding.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b in zijn rapport van 11 augustus 2023 aldus terecht geconcludeerd dat de overgelegde stukken geen nieuwe feiten en omstandigheden bevatten die reden geven om terug te komen op de eerdere beslissingen van 27 april 2014 en 28 augustus 2018.

Conclusie en gevolgen

11. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Ince, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de Raad van 7 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1623, r.o. 4.1, van 20 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4872 en van 27 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:5115.