ECLI:NL:RBDHA:2024:11116
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering na eerdere afwijzing en beoordeling van nieuwe feiten
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 16 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) over de afwijzing van een aanvraag voor een Wajong-uitkering. De eiser, geboren in 1972, had in 2022 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die eerder in 2009 was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van eiser op 20 september 2022 door het UWV is afgewezen, en dat het bestreden besluit van 23 november 2022 de afwijzing handhaafde. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat zijn medische situatie niet goed is beoordeeld en dat hij beperkingen had op zijn 18e levensjaar.
Tijdens de zitting op 19 maart 2024 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een begeleider. De rechtbank heeft overwogen dat de verzekeringsarts in het primaire besluit erkende dat eiser beperkingen had, maar geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft vastgesteld die een herziening van de eerdere afwijzing rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de aanvraag van eiser als een verzoek om herziening van het eerdere besluit moet worden gezien, en dat eiser nieuwe feiten of veranderde omstandigheden had moeten aanvoeren, wat niet is gebeurd.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de aanvraag van eiser terecht is afgewezen, omdat de door eiser aangedragen informatie niet als nieuw feit kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten of het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.