In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2024 uitspraak gedaan in twee gelijktijdige beroepen van eiser en eiseres tegen besluiten van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) die hun AOW-pensioenen herzien. De SVB had op 5 december 2023 besloten om de AOW-pensioenen van eiser en eiseres, die aanvankelijk waren toegekend op basis van alleenstaanden, te herzien naar de gehuwdennorm. Dit besluit was gebaseerd op bevindingen van een onderzoek dat was gestart na een anonieme tip over hun woon- en leefsituatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser en eiseres vanaf oktober 2019 feitelijk samenwoonden, ondanks dat zij op verschillende adressen stonden ingeschreven. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de gezamenlijke huishouding, onder andere door verklaringen van beide partijen tijdens een loketgesprek en de zorg die zij voor elkaar droegen. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eisers verworpen en geoordeeld dat de SVB terecht de pensioenen heeft herzien en het teveel betaalde bedrag heeft teruggevorderd. De beroepen zijn ongegrond verklaard.