Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juli 2024 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, de SVB
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
1.2. De termijn voor het indienen van een bewaarschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop het bestreden besluit door middel van de toezending aan partijen is bekendgemaakt.
1.3. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
1.4. Eiseres heeft haar bezwaarschrift samen met het begeleidend schrijven van 6 mei 2022 op die datum bij de SVB ingediend. Omdat het primair besluit van 28 januari 2022 is dit na de termijn van 6 weken, en daarmee te laat, ingediend.
1.5. De SVB heeft eiseres in de brief van 10 juni 2022 gevraagd schriftelijk te laten weten waarom zij haar bezwaarschrift te laat heeft ingediend.
1.6. Eiseres heeft bij brief van 16 juni 2022 de SVB laten weten dat een van de medewerkers van haar gemachtigde op 9 februari 2022 haar bezwaarschrift ter post heeft bezorgd. Volgens eiseres heeft zij daarmee het bezwaarschrift tijdig in de brievenbus gedaan.
1.7. De SVB stelt het pro forma bezwaar van 9 februari 2022 nooit te hebben ontvangen. Het lag daarom op de weg van de verzender, de gemachtigde van eiseres, om de verzending aannemelijk te maken. Daarin is zij volgens de SVB niet geslaagd. De SVB meent dat niet is aangetoond dat het bezwaarschrift tijdig ter post is aangeboden. De door uw gemachtigde overgelegde e-mail correspondentie en afschriften uit het systeem van haar kantoor is hiervoor onvoldoende. Volgens vaste rechtspraak komt dit bij niet-aangetekende toezending voor rekening en risico van eiseres, aldus de SVB.
2. Eiseres heeft samengevat gemotiveerd op het standpunt gesteld dat zij, ondanks het feit dat er duidelijk een fout is gemaakt door het pro forma bezwaar niet per aangetekende post te verzenden, maar gewoon tegenover kantoor van de gemachtigde in de brievenbus te doen, ervan overtuigd is dat het pro forma bezwaar op 9 februari 2022 en dus tijdig aan de SVB is verzonden. Onlangs heeft de rechtbank Den Haag, een uitspraak gedateerd op de dag dat het pro forma bezwaar is verzonden aan verweerder, geoordeeld dat in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) op dit punt ruimte wordt geboden voor het maken van een belangenafweging. [1] 3. De rechtbank beoordeelt het beroep als volgt.
3.1 De in voetnoot 1 genoemde uitspraken betreffen te laat overgelegde gronden van beroep. De rechtbank is van oordeel dat het bij het beroep van eiseres gaat om een te laat gemaakt bezwaar. Recente rechtspraak [2] lijkt inderdaad ruimte te bieden dat bij de beoordeling van de verschoonbaarheid van een termijnoverschrijding meer rekening moet worden gehouden met bijzondere omstandigheden. Als de termijnoverschrijding niet aan de indiener kan worden toegerekend, is voor het aannemen van verschoonbaarheid ook vereist dat het bezwaar- of beroepschrift is ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd.
3.2 Zelfs wanneer de rechtbank ervan uitgaat dat de gemachtigde van eiseres het bezwaarschrift op 9 februari 2022 in de brievenbus tegenover haar kantoor heeft gedeponeerd, en dat de termijnoverschrijding eiseres daarom niet kan worden toegerekend, levert dit naar het oordeel van de rechtbank geen verschoonbare termijnoverschrijding op. Er moet immers ook zijn voldaan aan de eis dat het bezwaar- of beroepschrift is ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd. De SVB heeft het bezwaarschrift van eiseres pas op 6 mei 2022 ontvangen. De gemachtigde van eiseres heeft bijna drie maanden gewacht nadat het bezwaarschrift in de brievenbus was gedeponeerd. Normaal gesproken krijgt een bezwaarmaker kort nadat een bezwaarschrift is ontvangen door het bestuursorgaan daarvan een ontvangstbevestiging. Het CBB hanteert voor het zo spoedig als dit redelijkerwijs kan worden verlangd alsnog indienen van het bezwaar- of beroepschrift een termijn van 6 weken. De rechtbank is van oordeel dat de gemachtigde van eiseres door drie maanden na de gestelde verzending van het bezwaarschrift pas te reageren richting de SVB niet zo spoedig alsnog een bezwaarschrift heeft ingediend. De termijnoverschrijding is daarom niet verschoonbaar.
3.3 De SVB heeft het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Conclusie en gevolgenHet beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.