ECLI:NL:RBDHA:2024:11234

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
22/5507
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens termijnoverschrijding in sociale zekerheidszaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 juli 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering op grond van de Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (Aio) behandeld. Eiseres had haar bezwaarschrift samen met een begeleidend schrijven op 6 mei 2022 ingediend, maar dit was te laat, aangezien de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt en het primair besluit op 28 januari 2022 was genomen. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) had eiseres gevraagd om schriftelijk te verklaren waarom het bezwaarschrift te laat was ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat de gemachtigde van eiseres niet tijdig heeft gereageerd.

De rechtbank overweegt dat, zelfs als de gemachtigde van eiseres het bezwaarschrift op 9 februari 2022 in de brievenbus heeft gedeponeerd, dit niet betekent dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De gemachtigde heeft bijna drie maanden gewacht met het indienen van het bezwaarschrift, wat niet als 'zo spoedig als redelijkerwijs kon worden verlangd' kan worden beschouwd. De rechtbank concludeert dat de SVB het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, en het beroep ongegrond is verklaard. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de verantwoordelijkheden van gemachtigden in het proces. De rechtbank wijst erop dat bij termijnoverschrijdingen niet alleen gekeken moet worden naar de oorzaak, maar ook naar de snelheid van de indiening van het bezwaar na de overschrijding. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5507

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. V.C.D. Klaassen),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, de SVB

(gemachtigde: mr. P.C. van der Voorn).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag om een uitkering op grond van de Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (Aio).
De rechtbank heeft het beroep op 25 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van de SVB deelgenomen. Ook ter zitting aanwezig was de dochter van eiseres.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de SVB terecht het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering op grond van de Aio niet-ontvankelijk heeft verklaard.
1.2. De termijn voor het indienen van een bewaarschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop het bestreden besluit door middel van de toezending aan partijen is bekendgemaakt.
1.3. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
1.4. Eiseres heeft haar bezwaarschrift samen met het begeleidend schrijven van 6 mei 2022 op die datum bij de SVB ingediend. Omdat het primair besluit van 28 januari 2022 is dit na de termijn van 6 weken, en daarmee te laat, ingediend.
1.5. De SVB heeft eiseres in de brief van 10 juni 2022 gevraagd schriftelijk te laten weten waarom zij haar bezwaarschrift te laat heeft ingediend.
1.6. Eiseres heeft bij brief van 16 juni 2022 de SVB laten weten dat een van de medewerkers van haar gemachtigde op 9 februari 2022 haar bezwaarschrift ter post heeft bezorgd. Volgens eiseres heeft zij daarmee het bezwaarschrift tijdig in de brievenbus gedaan.
1.7. De SVB stelt het pro forma bezwaar van 9 februari 2022 nooit te hebben ontvangen. Het lag daarom op de weg van de verzender, de gemachtigde van eiseres, om de verzending aannemelijk te maken. Daarin is zij volgens de SVB niet geslaagd. De SVB meent dat niet is aangetoond dat het bezwaarschrift tijdig ter post is aangeboden. De door uw gemachtigde overgelegde e-mail correspondentie en afschriften uit het systeem van haar kantoor is hiervoor onvoldoende. Volgens vaste rechtspraak komt dit bij niet-aangetekende toezending voor rekening en risico van eiseres, aldus de SVB.
2. Eiseres heeft samengevat gemotiveerd op het standpunt gesteld dat zij, ondanks het feit dat er duidelijk een fout is gemaakt door het pro forma bezwaar niet per aangetekende post te verzenden, maar gewoon tegenover kantoor van de gemachtigde in de brievenbus te doen, ervan overtuigd is dat het pro forma bezwaar op 9 februari 2022 en dus tijdig aan de SVB is verzonden. Onlangs heeft de rechtbank Den Haag, een uitspraak gedateerd op de dag dat het pro forma bezwaar is verzonden aan verweerder, geoordeeld dat in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) op dit punt ruimte wordt geboden voor het maken van een belangenafweging. [1] 3. De rechtbank beoordeelt het beroep als volgt.
3.1 De in voetnoot 1 genoemde uitspraken betreffen te laat overgelegde gronden van beroep. De rechtbank is van oordeel dat het bij het beroep van eiseres gaat om een te laat gemaakt bezwaar. Recente rechtspraak [2] lijkt inderdaad ruimte te bieden dat bij de beoordeling van de verschoonbaarheid van een termijnoverschrijding meer rekening moet worden gehouden met bijzondere omstandigheden. Als de termijnoverschrijding niet aan de indiener kan worden toegerekend, is voor het aannemen van verschoonbaarheid ook vereist dat het bezwaar- of beroepschrift is ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd.
3.2 Zelfs wanneer de rechtbank ervan uitgaat dat de gemachtigde van eiseres het bezwaarschrift op 9 februari 2022 in de brievenbus tegenover haar kantoor heeft gedeponeerd, en dat de termijnoverschrijding eiseres daarom niet kan worden toegerekend, levert dit naar het oordeel van de rechtbank geen verschoonbare termijnoverschrijding op. Er moet immers ook zijn voldaan aan de eis dat het bezwaar- of beroepschrift is ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd. De SVB heeft het bezwaarschrift van eiseres pas op 6 mei 2022 ontvangen. De gemachtigde van eiseres heeft bijna drie maanden gewacht nadat het bezwaarschrift in de brievenbus was gedeponeerd. Normaal gesproken krijgt een bezwaarmaker kort nadat een bezwaarschrift is ontvangen door het bestuursorgaan daarvan een ontvangstbevestiging. Het CBB hanteert voor het zo spoedig als dit redelijkerwijs kan worden verlangd alsnog indienen van het bezwaar- of beroepschrift een termijn van 6 weken. De rechtbank is van oordeel dat de gemachtigde van eiseres door drie maanden na de gestelde verzending van het bezwaarschrift pas te reageren richting de SVB niet zo spoedig alsnog een bezwaarschrift heeft ingediend. De termijnoverschrijding is daarom niet verschoonbaar.
3.3 De SVB heeft het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Conclusie en gevolgenHet beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.zie de uitspraak van 9 februari 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:1054, r.o. 3.3 en de uitspraak van de CRvB van 29 augustus 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2705
2.zie de uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven van 8 mei 2024; ECLI:NL:CBB:2024:31