ECLI:NL:RBDHA:2024:1132

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
2 februari 2024
Zaaknummer
NL23.22715
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf - nareis asiel en beoordeling jongmeerderjarigenbeleid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf - nareis asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 4 mei 2023 afgewezen, en het bezwaar van eisers tegen deze afwijzing is bij besluit van 14 juli 2023 eveneens ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 9 januari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar de referent en de gemachtigde van eisers niet.

De rechtbank concludeert dat eisers niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 29, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, en dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom het jongmeerderjarigenbeleid niet van toepassing is. De rechtbank stelt vast dat de referent, die op 1 januari 1999 is geboren, meerderjarig was ten tijde van zijn asielaanvraag en dat eisers niet tot de groep behoren die in aanmerking komt voor een afgeleide verblijfsvergunning. De rechtbank wijst erop dat er voor eisers een reguliere procedure op grond van artikel 8 van het EVRM openstaat, en dat een dergelijke aanvraag inmiddels is ingediend.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris op goede gronden de aanvraag heeft afgewezen en dat het beroep van eisers ongegrond is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en de afwijzing van de mvv-aanvraag blijft in stand. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.22715

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres].

[eiseres]en
[eiser]
V-nummers: [nummer], [nummer], [nummer], eisers
(gemachtigde: mr. H.T. Gerbrandy),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. A.N. Sap).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag.
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 4 mei 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 14 juli 2023 op het bezwaar van eisers is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2. De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. De referent en de gemachtigde van eisers zijn met bericht van verhindering niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris op goede gronden de aanvraag van eisers heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. [naam] is geboren op 1 januari 1999. Hij is de referent en tevens zoon respectievelijk broer van eisers. Aan referent is een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend. Tussen partijen is niet in geschil dat referent meerderjarig was ten tijde van zijn asielaanvraag. Vervolgens hebben eisers op 11 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf - nareis asiel (mvv-aanvraag). De aanvraag is afgewezen, omdat eisers niet behoren tot de groep van personen die op grond van artikel 29, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) in aanmerking kunnen komen voor een afgeleide verblijfsvergunning.
6. Eisers hebben aangevoerd dat de staatssecretaris in de beslissing op de aanvraag noch in de beslissing op bezwaar gemotiveerd heeft waarom het jongmeerderjarigenbeleid in deze zaak niet van toepassing is. Referent was immers ten tijde van de beslissing op zijn asielaanvraag en op het moment van de aanvraag om gezinshereniging asiel 22 jaar oud. Daarmee voldoet referent aan één van de voorwaarden voor het jongmeerderjarigenbeleid. Voorts heeft referent onbetwist altijd met zijn gezinsleden in Irak in gezinsverband samengeleefd en heeft referent geen eigen gezin gesticht. Al deze elementen zijn door de staatssecretaris in de eerste beslissing en in de bestreden beslissing op bezwaar niet kenbaar meegewogen. De staatssecretaris overweegt slechts dat referent niet aan de voorwaarden voldoet. Voorts heeft de staatssecretaris verzuimd referent op zijn bezwaarschrift te horen. De staatssecretaris heeft niet dan wel onvoldoende gemotiveerd waarom het bezwaarschrift kennelijk ongegrond is. Nu zeker na de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 7 juli 2022 waarnaar in het bezwaarschrift wordt verwezen, horen op bezwaar weer regel is en de uitzonderingen op die regel slechts beperkte toepassing vinden, had de staatssecretaris nader dienen te overwegen dat en waarom er niet gehoord hoefde te worden op grond van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eisers stellen dat de bestreden beslissing onvoldoende is gemotiveerd en onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en daardoor in strijd is met artikelen 3:46 en 3:48 van de Awb.
7. De rechtbank stelt vast dat eisers niet behoren tot de personen limitatief opgesomd in artikel 29, tweede lid, aanhef en onder a, b en c van de Vw, gelezen in samenhang met het vierde lid van dit artikel. Die conclusie van de staatssecretaris is juist. De rechtbank stelt tevens vast dat de staatssecretaris zowel in zijn besluit van 4 mei 2023 als in het bestreden besluit van 14 juli 2023 heeft gemotiveerd waarom in deze aanvraag, namelijk een machtiging tot voorlopig verblijf - nareis asiel, het jongmeerderjarigenbeleid niet kan worden toegepast. Er is namelijk geen sprake van een nareis van een jongmeerderjarige als bedoeld in genoemd artikel en het genoemde jongmeerderjarigenbeleid. Van een onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende zorgvuldig genomen besluit is daarom geen sprake. Tot slot wijst de rechtbank eisers erop dat voor hen een reguliere procedure op grond van artikel 8 van het EVRM in het kader van gezinshereniging open staat. Het is de rechtbank op grond van het dossier bekend dat een dergelijke aanvraag inmiddels is ingediend.
8. De rechtbank overweegt ten slotte ten aanzien van het beroep van eisers op schending van de hoorplicht het volgende. Van het horen in bezwaar mag slechts met toepassing van artikel 7:3, aanhef, en onder b, van de Awb worden afgezien, indien op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit (vgl. de uitspraak van de Afdeling van 7 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918, r.o. 5.1). De rechtbank is, gelet op dat wat hiervoor is overwogen ten aanzien van de afwijzing van de mvv-aanvraag, van oordeel dat sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar en dat de staatssecretaris daarom van horen heeft kunnen afzien. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de mvv-aanvraag in stand blijft. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.