ECLI:NL:RBDHA:2024:11693

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
NL24.23041
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 3 juni 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eiser, van Turkse nationaliteit en geboren op 17 maart 2002, heeft op 10 december 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland. De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Verweerder heeft terecht geoordeeld dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming. Eiser betoogt dat verweerder niet van het verleende visum mag uitgaan, omdat in EU-VIS de vermelding “False” staat. De rechtbank legt uit dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat betekent dat verweerder erop mag vertrouwen dat andere lidstaten zich houden aan hun verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er in Spanje sprake is van systeemfouten in de asielprocedure.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan op 18 juli 2024 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.23041

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. N.A.P. Heesterbeek),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: [naam]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 3 juni 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
Tegen het bestreden besluit heeft eiser op 3 juni 2024 beroep ingesteld bij de rechtbank. Ook heeft eiser op diezelfde datum de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Verweerder heeft terecht geoordeeld dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiser stelt van Turkse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op 17 maart 2002. Hij heeft op 10 december 2023 een asielaanvraag in Nederland ingediend.
5. De Europese Unie heeft regels over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staan in de Dublinverordening. [1] Op grond van de Dublinverordening neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] Uit onderzoek in EU-VIS [3] is gebleken dat Spanje een visum heeft verleend aan eiser. Met dit visum is eiser naar Spanje gereisd en vervolgens naar Nederland. Verweerder heeft daarom de autoriteiten van Spanje verzocht eiser over te nemen op grond van artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening. Spanje heeft hierop niet tijdig gereageerd. Dat staat gelijk aan het aanvaarden van het verzoek. [4]
6. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser betoogt, bij aanvullend beroepschrift van 10 juli 2024, dat verweerder niet van het verleende visum mag uitgaan, omdat in EU-VIS de vermelding “False” staat. Verweerder gaat onterecht uit van het interstatelijk vertrouwensbeginsel; de opvang in Spanje is van onvoldoende kwaliteit en de behandeling van asielzoekers is in strijd met de richtlijnen. Het fictieve claimakkoord biedt eiser onvoldoende garantie dat Spanje zich aan zijn verplichtingen zal houden. Voorts zou overdracht aan Spanje een reëel risico op indirect refoulement opleveren en in strijd zijn met artikel 3 van het EVRM. [5] Tot slot meent eiser dat verweerder rekening had moeten houden met zijn relatie met zijn vriendin alsook met zijn familieband met zijn tante. Verweerder had in dat kader de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich moeten trekken.
De rechtbank oordeelt als volgt.
7. De door eiser aanvullend ingediende beroepsgrond dat verweerder niet van het verleende visum mag uitgaan, is, zoals ter zitting medegedeeld, te laat ingediend. [6] De rechtbank zal deze grond dan ook niet inhoudelijk beoordelen.
8. Het uitgangspunt is het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit betekent dat verweerder erop mag vertrouwen dat andere lidstaten zich houden aan hun verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. Van dit uitgangspunt kan alleen worden afgeweken als eiser aannemelijk maakt dat wat betreft Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan. Daartoe moet eiser aannemelijk maken dat in Spanje sprake is van systeemfouten in de asielprocedure en in de opvangvoorzieningen in de zin van het arrest Jawo [7] . Dat houdt in dat, als er tekortkomingen zijn, die tekortkomingen structureel moeten zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid moeten bereiken.
9. Eiser maakt niet met concrete aanwijzingen aannemelijk dat er in Spanje structurele tekortkomingen die zijn die zo zwaarwegend zijn dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser wijst op de landenrapportages van USDOS, AIDA (update 2023) en Amnesty International. Uit die rapportages volgt weliswaar dat in Spanje sprake is van problemen ten aanzien van de opvang van asielzoekers en Dublinclaimanten, maar die problemen zijn niet zodanig dat sprake is van structurele tekortkomingen in de zin van het hiervoor onder 8 genoemde arrest. Daarbij is van belang dat de Spaanse autoriteiten niet onverschillig staan tegenover de problemen die er zijn. Bovendien heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in zijn uitspraak van 24 juli 2023 [8] bevestigd dat ten aanzien van Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Verder heeft de Afdeling in deze uitspraak geoordeeld dat het AIDA-rapport [9] waarnaar eiser verwijst niet wezenlijk verschilt van eerdere versies daarvan. In de door eiser beschikbaar gestelde informatie ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om anders te oordelen.
10. Spanje garandeert met het (fictieve) claimakkoord het asielverzoek van eiser in behandeling te nemen. Het fictieve claimakkoord geeft daartoe voldoende garantie. In het geval van eiser zijn de autoriteiten van Spanje op 27 februari 2024 verzocht om eiser over te nemen op grond van artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening. Zoals hiervoor (onder 5) aangegeven, hebben de autoriteiten van Spanje niet binnen twee maanden op het verzoek gereageerd, waarmee de verantwoordelijkheid van Spanje inmiddels vaststaat. [10] Verweerder heeft ter zitting bevestigd dat Spanje in een situatie als dit zijn verantwoordelijkheid ook daadwerkelijk neemt en de betrokken vreemdeling na een fictief claimakkoord daadwerkelijk kan worden overgedragen aan Spanje. Eiser heeft verder niet onderbouwd dat dit in zijn situatie anders zou zijn. Deze beroepsgrond slaagt niet.
11. In het kader van de Dublinprocedure kan eiser geen beroep (meer) doen op indirect refoulement als is aangenomen dat uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit volgt uit rechtspraak van de Afdeling. [11] Het beroep van eiser hierop slaagt dan ook niet.
12. Verder heeft verweerder terecht het standpunt ingenomen dat geen sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden op grond waarvan hij gehouden was de asielaanvraag aan zich te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Verweerder heeft alle informatie die door eiser is verschaft, namelijk dat hij een vriendin en tante heeft in Nederland, betrokken bij zijn besluitvorming en voorzien van een deugdelijke motivering.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en verweerder terecht de aanvraag van eiser niet in behandeling heeft genomen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 18 juli 2024 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.EU-VIS is het visuminformatiesysteem van de Europese Unie.
4.Dit volgt uit artikel 22, zevende lid, van de Dublinverordening.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Zie artikel 6:5 en 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht.
7.Hof van Justitie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.
8.ECLI:NL:RVS:2023:2822. Zie ook Afdeling 1 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4473.
9.AIDA Landenrapport: Spanje 2023 Update mei 2024.
10.Dit volgt uit artikel 22, zevende lid, van de Dublinverordening.
11.Afdeling 12 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2359.