ECLI:NL:RBDHA:2024:11802
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door prematuur indienen van ingebrekestelling
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 12 juli 2024, is het beroep van eiser, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd, niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had zijn asielaanvraag op 25 juni 2023 ingediend, en volgens de Wet Bepalingen Vreemdelingen 2023/3 (WBV 2023/3) was de beslistermijn voor deze aanvragen met negen maanden verlengd. Dit betekent dat de verweerder uiterlijk op 25 september 2024 op de aanvraag moest beslissen.
Eiser had echter op 16 april 2024 een ingebrekestelling ingediend, die door de verweerder op 17 april 2024 was ontvangen. De rechtbank oordeelde dat deze ingebrekestelling te vroeg was ingediend, omdat de verlengde beslistermijn nog niet was verstreken. Hierdoor was niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door de verweerder, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij geen zitting nodig achtte en het onderzoek heeft gesloten zonder verdere behandeling. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 12 juli 2024, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen vier weken na deze datum een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.