ECLI:NL:RBDHA:2024:11806

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
24-6198
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake handhavingsverzoek renovatieproject Palenstein

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, dat zijn handhavingsverzoek betreffende het renovatieproject Palenstein heeft afgewezen. Verzoeker stelt dat de werkzaamheden aan woonblok 8 in strijd zijn met de Wet natuurbescherming (Wnb). De voorzieningenrechter heeft op 25 juli 2024 uitspraak gedaan na behandeling van het verzoek op zitting, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigden van het college aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen indicaties zijn dat de werkzaamheden van belanghebbende niet in overeenstemming zijn met de wet. Hoewel het niet netjes is dat belanghebbende is begonnen met de werkzaamheden aan woonblok 8, is er geen bewijs dat deze werkzaamheden illegaal zijn. De voorzieningenrechter wijst erop dat het college een last onder dwangsom heeft opgelegd aan belanghebbende, maar dat dit niet betekent dat de huidige werkzaamheden tot overtredingen leiden.

Verzoeker vraagt om stopzetting van de werkzaamheden, verhoging van de dwangsom en strafrechtelijke vervolging, maar de voorzieningenrechter ziet hier geen reden voor. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en stelt dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. Partijen worden erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/6198
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 juli 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker

en

het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, het college

(gemachtigde: mr. P.N. de Bruin en mr. B.H.A.J. Mariën).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Stichting Stedelink, te Zoetermeer (belanghebbende).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit op zijn handhavingsverzoek betreffende het renovatieproject Palenstein, dat volgens hem strijdig is met de bepalingen van de Wet natuurbescherming (Wnb).
Met het besluit van 15 maart 2024 heeft het college het handhavingsverzoek van verzoeker afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen (zaaknr. SGR 24/3584).
Met de uitspraak van 24 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter dit verzoek afgewezen.
Met het besluit van 24 juni 2024 heeft het college een handhavingsbesluit genomen.
Op 18 juli 2024 heeft verzoeker opnieuw een verzoek om voorlopige voorziening ingediend (zaaknr. SGR 24/6198).
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en de gemachtigden van het college, vergezeld door
[naam], toezichthouder.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. Het college heeft belanghebbende op 24 juni 2024 een last onder dwangsom opgelegd. Die houdt in dat als belanghebbende zich niet aan de voorschriften van de op
5 april 2023 verleende Wnb-ontheffing houdt zij een dwangsom verbeurt van € 5.000,- per geconstateerde overtreding per dag met een maximum van € 50.000,-.
4. Verzoeker wenst een voorlopige voorziening. Hij vraagt om stopzetten van de werkzaamheden van belanghebbende, om het verhogen van de opgelegde dwangsom en om het instellen van strafrechtelijke vervolging. De voorzieningenrechter ziet hierin geen reden om een voorlopige voorziening te treffen.
Stilleggen werkzaamheden
5. Vast staat dat belanghebbende is begonnen met de werkzaamheden aan woonblok 8. Dit is niet in overeenstemming met wat is besproken tijdens de zitting op 24 mei 2024 inzake het eerdere verzoek om voorlopige voorziening. Dat is niet netjes, maar dat maakt niet dat belanghebbende illegaal werkt. De voorzieningenrechter heeft op dit moment geen indicatie dat de werkzaamheden van belanghebbende niet in overeenstemming zijn met de wet. Daarbij geldt dat het college heeft toegelicht dat er nesten zitten in woonblok 8, maar alleen aan de achterkant van het woonblok, bij huisnummers 26 tot en met 31. En dat belanghebbende daarom met de werkzaamheden aan de achterkant van het woonblok, bij huisnummers 26 tot en met 31, wacht tot september 2024. Het college heeft verder toegelicht dat er aan de voorkant van woonblok 8 in het verleden een nest heeft gezeten, maar dat daar niet meer wordt gebroed. De voorzieningenrechter heeft op basis van het dossier geen reden om daaraan te twijfelen. Daarom is er op dit moment geen reden voor het oordeel dat de werkzaamheden aan de voorkant van woonblok 8 tot verboden verstoringen van beschermde vogels leiden. Daarbij geldt bovendien dat niet elke verstoring op voorhand verboden is; het moet gaan om verstoringen die van wezenlijke invloed zijn op de staat van instandhouding van de vogelsoort.
Hoogte van de last
6. Vast staat dat de dwangsom is opgelegd omdat belanghebbende zich in het verleden niet aan de voorschriften van de ontheffing heeft gehouden. Het college heeft belanghebbende daarvoor eerst een waarschuwing opgelegd en bij een volgende geconstateerde overtreding een last onder dwangsom opgelegd. Het college wil hiermee bewerkstelligen dat belanghebbende de voorschriften niet nog een keer overtreedt. De voorzieningenrechter heeft op dit moment geen reden om te oordelen dat het college een hogere dwangsom had moeten opleggen. Het college heeft ruime keuzevrijheid bij het kiezen van de hoogte van de dwangsom en heeft goed gemotiveerd hoe het tot deze bedragen is gekomen. Daarbij geldt bovendien dat het college de mogelijkheid heeft om in een nieuw besluit tot een hogere dwangsom te komen, mocht het in de toekomst nog een keer misgaan.
Strafrechtelijke vervolging
7. Ten slotte ziet de voorzieningenrechter ook geen reden om het college te zeggen dat strafrechtelijke vervolging moet worden ingezet. Ten eerste omdat er op dit moment geen reden is om aan te nemen dat de huidige werkzaamheden tot overtredingen leiden en ten tweede omdat het Openbaar Ministerie gaat over strafrechtelijke vervolging en niet het college of de bestuursrechter.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
9. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2024 door mr. J. Schaaf, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.